vrijdag 15 januari 2016

vierenvijftig 96 / mijn woordenboek 427

8 januari 2016

vrijdag

AVONDLAND


Het Beleg van Wenen (1683) - © rr
Enkele tientallen jonge mannen, volgens de meeste bronnen overwegend of zelfs nagenoeg uitsluitend van allochtone afkomst, het begint er zelfs meer en meer op te lijken dat het vooral vluchtelingen of asielzoekers waren (de woordkeuze is ideologisch gekleurd), hebben in de oudejaarsnacht feestende Duitse vrouwen lastiggevallen, aangerand, beroofd. De Duitse mannen en de Duitse ordediensten reageerden blijkbaar niet alert. De Duitse pers achteraf al evenmin, de informatie bleef dagen achterwege. Daardoor ontstond de indruk dat een weergave van de ware toedracht werd gecensureerd: dit zou de zaak van álle vluchtelingen te veel schaden, en meteen ook de ruggensteun voor de politieke keuze van de bondskanselier, die met haar genereuze onthaalbeleid al heel wat tegenstand moest overwinnen, en nog altijd moet overwinnen, nu meer dan ooit natuurlijk. Want de publieke opinie is, mede door deze incidenten (de feitelijke en de journalistieke), danig aan het veranderen. De polarisatie is in één klap enorm toegenomen – en zelf probeer ik mij juist te blijven oriënteren, als een die zich toch wel moeite getroost om zich op een behoorlijke manier te informeren en een afgewogen oordeel te vormen, ten einde in de woelige opiniestrijd een juiste, of zo juist mogelijke, koers te blijven varen.

Dat is niet makkelijk.

Er wordt langs alle kanten aan je getrokken. Hoe virtueel ook, dit is een debat met reële inzet. Hier kun je niet onverschillig toekijken. Wie zijn kop in het zand steekt, is schuldig. Er woedt een oorlog en die likt aan onze voordeur. Het gaat over principes, humaniteit, een prepostmodern onderscheid tussen beschaving en barbarij, het trekken van lijnen in het zand, het al dan niet collaboreren. Onze samenleving davert op zijn grondvesten. En met de globalisering, de overbevolking en de klimaatproblematiek er nog eens bij, is het niet overdreven om te stellen dat we cruciale tijden beleven. Als ik de geschiedenis erbij neem, vermoed ik dat we op de schaal van belang in de buurt komen van de Val van het Romeinse Rijk, de invallen van de Noormannen, de Industriële Revolutie of de kolonisatiebeweging vanuit Europa. Als de wijzer van de belangrijkheidsschaal daar al niet over gaat, tenminste, tot in het rood.

Een correcte, ernstige, rationele en dus niet emotionele positiebepaling is noodzakelijk. Waarom? Omdat dat moet. Omdat dat het minimum minimorum is. Wie bij al deze gebeurtenissen – vluchtelingencrisis, moslimfundamentalisme, kapitalistisch totalitarisme, toenemende onverdraagzaamheid, terreurdreiging, enzovoort – zijn consumentenleventje blijft voortzetten alsof er niets aan de hand is, houdt er morele standaarden op na die niet de mijne zijn. Onverschilligheid hoort niet. Wie, zoals ik, te beroerd is om de handen uit de mouwen te steken, moet zich minstens informeren en een standpunt innemen. En dat komt vandaag, het is niet anders, neer op partij kiezen. Zoals dat in oorlogssituaties nu eenmaal het geval is.  

Twee grote kampen tekenen zich af. Enerzijds heb je de beschermers van het Avondland: zij vinden de islam een achterlijke cultuur waarin ten aanzien van vrouwen en andersdenkenden barbaarse opvattingen gelden en worden gehanteerd; zij vinden dat we Fort Europa moeten afsluiten, dat integratie onmogelijk is, dat de culturen incompatibel zijn. Anderzijds (noemt het de linkerzijde) heb je de (zogenaamd politiek-correcte) humanisten (door rechts spottend de linkiewinkies genoemd) die zich beroepen op de principes van de Verlichting en de universele mensenrechten die daar een uitvloeisel van zijn: islam, christelijk of seculier, dat maakt niet uit, we wonen allemaal op dezelfde planeet en hebben de plicht elkaar te helpen. Samen uit, samen thuis. Ik wou dat er een tussenpositie mogelijk is. Ik geloof niet in de compatibiliteit van culturen – de geschiedenis heeft al voldoende uitgewezen dat er bij een confrontatie altijd één van beide grotendeels in de andere opgaat – en anderzijds ben ik ervan overtuigd dat we in deze wereld waarin alles zichtbaar is geworden niet meer náást elkaar kunnen leven.

De gebeurtenissen in Keulen zijn in het licht van dit ruimere kader zeker niet onbelangrijk. Ze hebben een drastische impact op de positiebepaling van vele mensen, ook op die van mij.

De beweging die merkbaar is, zeker na Keulen, is een toenemende tegenstelling tussen beide kampen, maar ook een verschuiving naar de rechterzijde. Politiek-correcte individuen informeren zich, beginnen te twijfelen, en schuiven naar het midden op. Wat ze dan ook openlijk zeggen, zoals onlangs Tessa Vermeiren in haar moedige nieuwjaarsbrief. Ik merk ook bij mezelf steeds meer de neiging om die beweging te maken, maar slaag er voorlopig nog – op basis van welke reflexen? – in om hem te onderdrukken. Zo vond ik in de tekst van Sven Naessens heel wat valabele argumenten. Het is niet omdat een paar Arabieren zich misdragen dat ze allemaal niet deugen. Bovendien zijn ongecontroleerde testosteronopwellingen geen moslimexclusiviteit.

Zei ik: ‘handen uit de mouwen steken’? Inderdaad. Maar daar past een kanttekening bij. Vooral ter linkerzijde tref ik mensen aan die bereid zijn om effectief actie te ondernemen: mensen in huis halen, goederen verzamelen, de vluchtelingenkampen in Calais en Duinkerke bezoeken en de toestanden aldaar aanklagen. Ter rechterzijde, van islamosceptisch tot islamofoob, zie ik zo op het eerste gezicht weinig neiging tot actie. ¶