zondag 17 januari 2016

wolken 1750-1751



wolkenfragmenten uit Marcel Proust, Over het lezen

1750
Ik herinnerde me met plezier, omdat het me liet zien dat ik toen al dezelfde was en dat dat met een fundamentele trek van mijn geaardheid overeenkwam, en ook met droefheid bij de gedachte dat ik sindsdien nooit verder was gekomen, dat ik in Combray al wel aandachtig staarde naar een of ander beeld dat mij voor de geest kwam en dat mij gedwongen had ernaar te kijken, een wolk, een driehoek, een klokketoren, een bloem, een steen, terwijl ik voelde dat er onder die tekens misschien iets heel anders was, wat ik moest trachten te ontdekken, een gedachte die zij vertaalden, net als hiëroglyfen, die alleen maar materiële objecten lijken voor te stellen. (uit een fragment uit De hervonden tijd, 111)

1751
Als ik probeerde na te gaan wat er eigenlijk gebeurt op het moment dat iets een bepaalde indruk op ons maakt, bijvoorbeeld zoals die dag waarop bij het oversteken van de brug over de Vivonne, de schaduw van een wolk op het water mij springend van blijdschap had doen schreeuwen: ‘Goh zeg!’, of dat alles wat ik, luisterend naar een zin van Bergotte, van mijn indruk gezien had, en wat daar niet echt bij past, het volgende is: ‘’t is prachtig’, of dat Bloch geïrriteerd door een verkeerde handelwijze de woorden uitsprak die absoluut niet bij een zo alledaags avontuur pasten: ‘Dat ze zo doen, dat vind ik toch fffantastisch’, of wanneer ik, gevleid bij de Guermantes goed ontvangen te worden, en trouwens een beetje licht in ’t hoofd door hun wijnen, in m’n eentje, bij het weggaan, het niet kon laten halfluid te zegge: ‘Het zijn toch buitengewoon fijne mensen, met wie het heerlijk zou zijn door het leven te gaan’, besefte ik dat een groot schrijver dit wezenlijke boek, het enige ware boek, niet, in de gangbare betekenis, hoeft uit te vinden, aangezien het al in elk van ons bestaat, maar het moet vertalen. (uit een fragment uit De hervonden tijd, 128-129)