Misschien ontgaat me de pointe van de
discussie. Maar is elke schrijver niet per definitie celibatair ? Heeft hij
zich niet minstens, tijdens het schrijven, teruggetrokken uit zijn
geprivilegieerde liefde en zijn geliefde buiten spel gezet om zich aan alles en
iedereen te kunnen geven ? Is dat niet de reden waarom zoveel schrijvers, na
hun tekstarbeid, hun geliefde bedanken ? Omdat hij/zij de toelating gaf tot de
geboorte van een buitenechtelijk kind ?
De schrijver trekt zich niet terug om zich af te sluiten,
hij trekt zich terug om zich helemaal open te stellen, om zich te kunnen geven,
om een inclusieve, geen exclusieve gemeenschap te 'stichten', om aan de wereld
te participeren, een open wereld waar de voortdurend bewegende wolken de
smetteloze hemel waar niets gebeurt, openbreken, uit elkaar lezen,
intellectualiseren.
Ja, in die zin is het schrijverschap, net zoals (eertijds?)
het priesterschap, een rechtvaardiging voor het celibaat.
Of word ik hier te prekerig ? Want ook de zogenaamde
intellectualist wordt vaak een slechte priester die bezwijkt voor een wereld
waar niets nog echt kan gebeuren, waar niets nog geboren kan worden, waar alles
al is beslecht.
I.L.