DEJA VU
Ik weet niet of het een speciale afwijking is die alleen mij
treft, of dat misschien ook andere stervelingen erdoor worden geplaagd, maar ik
kan u zo een lijst van woorden geven waarvan ik de juiste schrijfwijze maar
niet kan onthouden. Met geen stokslagen niet.
Ik ga die lijst hier uiteraard niet geven, want dat zou
nogal wat opzoekwerk vergen. En daar wil ik het nu net over hebben, over hoe
zwaar dat opzoeken mij valt.
Op de cultuurredactie staat één Dikke Van Dale. Je moet
rechtstaan om hem te raadplegen. Op zich is dat niet erg: wie een zittend
bestaan leidt, kan best wat beweging gebruiken. Maar je moet langs een tafel
met kranten of je loopt een collega tegen het lijf, en voor je het weet ben je
vergeten welk woord je kwam opzoeken.
Extra vervelend wordt de situatie wanneer het zo’n woord
betreft dat je iedere keer opnieuw moet opzoeken. Je voelt de ezelsoren op je
kop groeien, omdat je je voor de zoveelste keer aan dezelfde steen hebt
gestoten.
Schrijverschap is zo’n woord: met één of twee s’en? Uitdijen
heeft iets deinends. Antiquairs en antikwaars handelen in andere waar.
Spektakel niet en spectaculair wel met c! Nu, straks zijn we die progressieve
rompslomp met c’s en k’s kwijt (maar er komt andere in de plaats). Complexe
seks, je zou er iets van krijgen.
En met déjà-vu loop ik helemaal de muren op. Als ik voor de
zoveelste keer sta op te zoeken of ik dat weerbarstige woord, net zoals
flash-back, met of zonder koppelteken moet schrijven, krijg ik onvermijdelijk
dat gevoel van…
Verschenen in De
Standaard van 29 december 1995