maandag 4 januari 2016

vierenvijftig 85

INTELLECTUALISTISCH / TALKING HEADS / CELIBAAT


28 december 2015

maandag

Gisterenavond kreeg ik nog eens – het was gelukkig lang geleden – dat vreselijke epitheton naar mijn kop geslingerd, dat woord dat elk gesprek doodmept, die verschrikkelijke dooddoener. ‘Intellectualistisch’. Het kwam uit een onverwachte hoek en ik reageerde er wellicht daarom nogal emotioneel op. Ik kan het echt niet hebben, het is zo gemakkelijk om het gesprek niet te moeten aangaan. Bovendien werkt het echt stigmatiserend. Je mag lui zijn in je denken, of een compleet warhoofd, of manifeste denkfouten maken, of je bezondigen aan extreme denkbeelden of ondoordachte veralgemeniseringen – maar eens een moeilijk woord gebruiken of een minder voor de hand liggend onderwerp aanraken of een mening ietwat provocerend verkondigen om een dialoog op gang te brengen of te houden… ho maar!, dat is not done, dat is onderworpen aan het strengste taboe. Ik heb het al zo vaak moeten horen, al meer dan dertig jaar eigenlijk, vooral van mijn vrienden – en ik kan getuigen: het duwt je in een hoek, het werkt vereenzamend en ik ervaar het als hoogst onrechtvaardig. ¶

© rr
Via Facebook passeren de Talking Heads met een concert in 1980. Ze hebben net hun vierde album in vier jaar tijd uit, Remain in Light, en zijn klaar voor de internationale doorbraak en de grote tournees. Het oorspronkelijk vierkoppige gezelschap laat zich hier al stevig omringen door – vaak gekleurde – toegevoegde instrumentalisten en backing vocals. Indertijd was ik nog te zeer bezig met het verwerken van het feit dat ik, wegens te jong, de jaren zestig had gemist, en ik liet me ook nog te zeer overdonderen door de glamrockartiesten van de seventies, Bowie op kop, om voldoende open te staan voor de arty-farty avant-garde van David Byrne. (Het was mijn zes jaar oudere broer die deze muziek binnenbracht. Hij was allicht aangetrokken door Byrnes leptozome flegma, dat hij overigens, inclusief hysterisch aandoend schril stemgeluid, vrij goed wist te imiteren.) Maar die eerste vier platen kwamen wel in mijn lp-collectie terecht en bepaalde nummers eruit zijn nog steeds niet weg te branden uit de soundtrack van het eerste derde van mijn bestaan, ik denk aan ‘Take Me To The River’, waarop ik P.V., nota bene op zijn eigen huwelijksfeest, nog stevig uit de bol heb weten gaan in een derwisjachtige solodans, en vooral ‘Heaven’, waaruit de regel ‘Heaven is a place where nothing ever happens’ mij altijd een krachtig argument heeft geleken voor de onwenselijkheid van het vooruitzicht dat ook na de dood het leven zich, zij het onder licht gewijzigde vorm, zou voortzetten. ¶

Vaak wordt, als het over de relatie tussen schrijven en celibaat gaat, verondersteld dat celibaat nodig is om te kunnen schrijven. ‘Ik wil schrijven, dus ik moet celibatair zijn.’ Maar is het niet evengoed mogelijk dat een mens pas echt begint met schrijven om een niet speciaal voor dat schrijven in het leven geroepen celibaat te rechtvaardigen? ‘Ik kan met schrijven een zinvolle invulling geven aan mijn celibaat.’ ¶