© rr |
27 december 2015
zondag
Overstromingen in Engeland in Zuid-Amerika en Texas,
tornado’s in het Mississippigebied, bosbranden in Californië en Australië, de
maximale smogwaarden met factor 20 overschreden in de Chinese grootsteden, en
bij ons het warmterecord voor december verpulverd met 2 graden Celsius, wat in
statistisch opzicht niets minder dan een onwaarschijnlijkheid is. ¶
In een designprogramma op Focus TV verneem ik van een erg
up-to-date uitziende dame van middelbare leeftijd dat de kleuren voor 2016 een
zwaar blauw en flessengroen zullen
zijn, terwijl ook combinaties van geel, bruin en wit het bijzonder goed zullen doen. De mensen zullen, voor hun meubilair, kiezen voor
zware, ruw afgewerkte materialen: ‘tactiliteit’ zal een grote rol spelen. We zullen
ook een ‘renaissance’ beleven van de
overdadige krullen van de rococo, een ‘over the top’-vormgeving zal het actuele meubelontwerp
overheersen. ¶
Als het mi hier na
een paar uur schrijven en lezen te inghe
wordt, ga ik naar buiten, voor een korte wandeling in de stad: de etalage van
de Raaklijn, de Fnac (die open is, met heel veel volk binnen maar weinig in de
rij voor de kassa’s), de ijspiste op de markt en de kraampjes met worst en
glühwein, dat alles bij een buitentemperatuur van 12 graden of daaromtrent,
waarbij ik begin te zweten in mijn jas, al heb ik niet eens mijn warmste
aangetrokken. Ik figureer weer ongewild op de achtergrond van talloze selfies,
terwijl er nieuwe records sneuvelen in het digitale betaalverkeer – dat horen
we dan straks wel in het nieuws. Na een halfuur begin ik al opnieuw hevig te
verlangen naar mijn appartement, de boeken, dit scherm – zo staat het me tegen,
dat hersenloze gelummel van die duizenden die niets nodig hebben maar zich toch
vergapen zonder iets te zien behalve de ideaalbeelden waaraan hun privélevens
niet beantwoorden. Het lichte schuldgevoel om de misantropie waarmee ik dit
feestverlichte kerstgewoel ontvlucht, wordt overstemd door de weerzin en de
woede die ik voel bij deze gedemocratiseerde leeghoofdigheid. En dan is er dat
Engelstalige gezin dat – toevallig – mee met mij door de Beenhouwersstraat
opstapt, waarschijnlijk naar hun auto die ze – heel slim – gratis buiten het
centrum hebben geparkeerd. Ze praten vriendelijk met elkaar en de vader toont
zijn zoon hoe hij bij de oversteekplaats moet wachten tot het groene mannetje
oplicht. Ik heb zin om deze mensen aan te spreken, maar doe dat toch maar niet
uit schrik om voor een eenzame zonderling te worden aangezien. ¶