Op mijn weg naar het station kom ik door de tuin van de
psychiatrische kliniek en daar hebben ze een rozentuin aangelegd. Natuurlijk
moet ik, als ik daar passeer, denken aan het liedje waarin de ik de jij nooit
een rozentuin heeft beloofd en ook aan het feit dat ik bij het horen van dat
liedje (het is al lang geleden!) moest denken: een wat? Een rozentuin? Maar
wie belooft er nu aan iemand een rozentuin? En wat is dat, eigenlijk-feitelijk,
een rozentuin? Wel, kijk naar de foto: dit is een rozentuin, het is een
afgebakend stuk grond met daarop een verzameling… rozen. Stekelige planten, met
mooie en aangenaam geurende bloemen, dat wel, maar toch stekelig… En die
bloemen, die beginnen toch altijd vrij snel te verwelken… Hier, in de tuin van
de psychiatrische kliniek, is de afboording van deze tuin bovendien ook heel stekelig:
een kaarsrechte haag met een hoek waaraan je je, als je niet oppast, riskeert
te snijden… ’t Is met gemengde gevoelens, al bij al, dat ik deze rozentuin
passeer, in de tuin van de psychiatrische kliniek waar ik je nooit een
rozentuin heb beloofd, op mijn weg naar het station…