Erik Vlaminck vertelt, puttend uit archieven en zich
baserend op interviews, het verhaal van een kermisclan dat op het eind van de
negentiende eeuw begint met middeleeuwse praktijken (het tentoonstellen van ‘fenomenen’)
en dat eindigt met een snoepkraam en met het nostalgisch restaureren van een
paardjesmolen. Begin eenentwintigste eeuw is het kermisleven totaal veranderd.
De mensen lenigen hun honger naar ‘fenomenen’ liever met de tv en de computer, de
kinderen zijn allang niet meer geïnteresseerd in de veel te statische dynamiek
van de paardjesmolen. De fantasie, die nodig is om op een kermisattractie weg
te dromen en om in een rariteitenkabinet te leren dat de wereld groter en
vreemder is dan de eigen voortuin en achterkeuken, is dood. Erik Vlaminck
schetst in Suikerspin bijzonder goed
de teloorgang van het authentieke kermisleven waarin de mensen zich nog konden
vergapen aan een vreemdheid die ons nu enkel nog verveelt en aan prikkels die
vandaag hoogstens nog meewarigheid vermogen op te wekken.
Erik Vlaminck tekent heel duidelijke karakters zonder zich
aan karikaturalisme te bezondigen, hij schrijft een zeer geloofwaardig volks
Vlaams, hij toont zich een meester in de beheersing van uiteenlopende taalregisters,
hij zorgt voor een beheerste dosis spanning en sentiment, hij giet zijn
verhaalstof en verzameld materiaal in een vernuftige structuur, hij toont op
nog wel een paar andere manieren dat hij een goed verteller en schrijver is.
Maar in literair opzicht
is Suikerspin weinig relevant. Deze
roman blijft te zeer een documentair boek, de auteur bedient zich te nadrukkelijk
van een klassiek instrumentarium. Erik Vlaminck is geen (post)modern auteur en
dat maakt hem tamelijk irrelevant.
Zoiets is gemakkelijk te beweren maar lastig te staven. Ik
probeer het aan de hand van een vergelijking met een ander boek dat ik onlangs
las, het zeer relevante Alsof het voorbij
is van Julian Barnes. De toevallige opeenvolging van deze twee boeken in
mijn lectuur levert enkele onverwachte inzichten op. Hoezeer beide boeken ook
onvergelijkbaar zijn, er is toch een zeer opvallend punt van overeenkomst. En
precies die overeenkomst legt de grote kwaliteitsverschillen en het verschil in
actuele relevantie tussen beide auteurs bloot.
(Hier moet ik een
waarschuwing inlassen: hoewel ik mijn best zal doen zo weinig mogelijk te
verklappen, riskeer ik vanaf hier een deel van zowel Barnes’ als Vlamincks plot
prijs te geven.)
Het opvallende punt van overeenkomst waarover ik het heb, is
het feit dat in beide boeken de kwestie van de juiste toewijzing van een
ouderschap een prominente plaats inneemt. Deze kwestie vervult in Vlamincks
boek niet, en bij Barnes wél een essentiële rol. Vlamincks vertelling blijft
vooral een documentaire, sociologisch-volksculturele schets en een psychologische
vertelling over de ontwikkeling van een kermiskramersfamilie, Barnes tilt zijn
verhaal naar een (moraal)filosofisch niveau en – vooral – hij creëert een veel
hechtere eenheid tussen inhoud en vorm. De roman van Erik Vlaminck had in veel
opzichten ánders kunnen zijn, bij het boek van Julian Barnes krijg je veel meer het gevoel dat het in
al zijn onderdelen noodzakelijk is zoals het is. En laat die noodzakelijkheid
nu net een kenmerk zijn van grote
literatuur.
Bij Barnes is de kwestie van het verkeerd ingeschatte
ouderschap – niet X is de moeder van Y maar wel Z, en ik mag hier echt niet
meer verklappen – in tegenstelling tot Vlaminck essentieel voor wat hij, Barnes, ons te vertellen heeft: hoe een
persoon na vele decennia in grijze middelmaat te hebben geleefd kan – kán –
ervaren dat hij door een gebrek aan empathie een cruciale episode in zijn leven
verkeerd heeft ingeschat en daardoor een aantal geliefde personen onrecht heeft
aangedaan. (Moraal)filosofische dimensie van dit gegeven: je kunt de
gebeurtenissen niet ongedaan maken, net zo min als je op voorhand kunt
voorspellen hoe je later op je leven zult terugkijken – maar misschien kun je,
door een verlate empathie, alsnog tot een zinvolle inkeer komen en de kwaliteit
van je leven tot een hoger niveau tillen. Van dat alles niets bij Vlaminck.
Daar laat de kwestie van het verkeerd ingeschatte ouderschap mij redelijk
onverschillig: niet X was de moeder van Y maar Z, en ja, so what? Aan die kwestie is in Suikerspin
geen morele of filosofische dimensie verbonden.
Barnes’ roman gaat over ethiek, geschiedschrijving, waarheid
en fictie, geheugen en nog meer gewichtige en universele thema’s. Vlaminck
heeft het over kermis, uitbuiting van mismaakten en sukkelaars, de ruwe
omgangsvormen in een welbepaalde omgeving. En hij betrekt in zijn roman niet,
of in elk geval veel minder dan Barnes, de problematiek van het schrijven zelf.