woensdag 14 november 2012

los ingeslagen 43

7 oktober 2012

Met I.M. schreef Connie Palmen, na De Wetten en De vriendschap een bestsellerauteur, een in memoriam voor Ischa Meijer, de vroegtijdig gestorven en in Nederland zeer bekende man (bekend van radio en televisie) met wie ze enkele jaren een relatie had. Of juister gezegd: zij was de laatste jaren van zijn leven zijn vrouw. Door zijn – en haar – bekendheid en door zijn onverwachte dood was Palmen in één klap de bekendste weduwe van Nederland. En dan schreef ze I.M. Een In Memoriam voor Ischa Meijer. Het nomen est omen zit hier in de initialen.

 
Er zijn eenvoudiger uitgangspunten te bedenken voor een boek.

Er gebeurt iets vreemds als je dat boek leest, en ik kan alleen maar zeggen: hoed af voor Connie Palmen. Ze slaagt er wonderwel in het voor de hand liggende verwijt dat ze haar verdriet exploiteert te omzeilen. Bovendien is het relaas van haar relatie met en van de dood van Ischa Meijer geen al te gemakkelijke sentimentele zoetekoek. Dat gevaar schuilde om de hoek. Toch schuwt Palmen het sentiment niet – maar ze doet het op een intelligente manier: het lijkt alsof ze onderzoekt hoe ver ze te ver kan gaan.

‘Intelligent’, dat is overigens het adjectief dat het best dit boek karakteriseert. Palmens hoofdthema, behalve haar man natuurlijk, is: de moeilijk te traceren scheidslijn tussen journalistiek en fictie, tussen documentaire en roman. Elk leven is een verhaal, en in de mate dat het een verhaal is, is het – door de eliminatie, de herhaling, de herschrijving, de vergoelijking, de overdrijving enzovoort – fictie. Wie het leven of, in dit geval, een relatie vertelt, steekt er ook een verhaallijn in, met een begin, een midden en een slot. Met plotlijnen, motieven, symbolen. Met vormelijke elementjes die de eenheid versterken. Met aankondigingen van het einde, waardoor het boek naar een climax toegroeit of eventueel zelfs spannend wordt. Dat is precies wat in dit in memoriam gebeurt – en dat is toch wel een krachttoer. Want je wéét natuurlijk hoe het afloopt, en toch wens je – in die mate is de sympathie die je voor het ‘hoofdpersonage’ (belangrijke aanhalingstekens) hebt opgevat authentiek – dat het niet zal gebeuren, dat hij op een miraculeuze manier gered wordt, dat hij niet doodgaat.

Op die manier maakt Palmen, die nochtans – en uiteraard – heel emotioneel betrokken is, van I.M. een studie van hoe fictie werkt en een boek dat de persoonlijke aangelegenheid van het rouwen om het verlies van een geliefde verre overstijgt. Hoed af!