schrikkel 320b
Het appartement wordt te huur aangeboden. Buiten smeult
de herfst. Voorlopig uitgestort: een dosis gyproc en karton, aanvankelijk mooi
tegen de hoek van het gebouw geschikt maar dan stilaan, ten prooi gevallen aan zwaartekracht,
uitdijnend tot een vormeloze stapel. Op de vensterbank voor het raam lonkt een rood
licht. Roxanne, echoot uit een ver
verleden Stings stem in mijn brein. Ik stap aan dit tafereel voorbij: verval, afval,
verloedering, afscheid. De herfst woedt in tinten van groen en oker. In het
raam zet de lamp een verleden voort en verwijst het vastgoedplakkaat naar een
nog niet ingevulde toekomst. Wie zal hier volgende zomer wonen, verlangen, zich
vervelen?