’t Was misschien wel onze laatste wandeling naar de zee vanuit
S’s ouderlijke huis in De Panne. We gingen langs bij de visboer aan het Sloepenplein
en bij bakkerij Rosseel – en op een bank op de dijk aten we ons sobere
middagmaal: broodje vissla. Daar begonnen we aan en toen zag ik die paal voor
onze neuzen, die de horizon opdeelde zoals deze dag S.’s leven: voor en na het altijd,
te allen tijde, kunnen terugkeren naar de vertrouwde plek van keuken, tafel,
bed. Ik probeerde wat in haar omging na te voelen en besefte dat ik dat nooit
zou kunnen, ik die al meer dan dertig jaar geleden afscheid nam van het huis
waarin ik was opgegroeid tussen mijn vierde levensjaar en mijn achttiende –
toen ik de malaises van mijn ouders voor bekeken hield en andere horizonten
opzocht.