Ik heb mij de voorbije dagen op
Facebook een beetje gemengd in de discussies die na de
gemeenteraadsverkiezingen zijn ontstaan over Bart De Wever, de N-VA, de
coalitievormingen en het mandateren van ex-Blokkers die zijn overgelopen naar
de zogenaamd respectabele Vlaams-nationale partij. Over de feitelijke opheffing van het cordon
sanitaire. Over de salonfähigkeit
van het extreem-rechtse gedachtegoed. (Zwarter dan zwart-geel kan een zwarte
zondag niet zijn.)
Maar laat mij het hier niet over
inhoud hebben.
Ik krijg bij dat gekwek en
getwitter op het internet een dubbel gevoel.
Enerzijds genereren de nieuwe
sociale media ontegensprekelijk een enorme mobiliserende werking. Je krijgt de
kans om in no time je mening te
vormen over zaken waarover je vandaag misschien niet zou hebben nagedacht ware
het niet dat er daarover iets op je scherm passeerde, om daarop een antwoord te
formuleren, om opgenomen te worden in gesprekken die je normaal gezien nooit
zou voeren, met mensen die je in het werkelijke leven nooit zou kunnen
ontmoeten. Dat is prima en het maakt van Twitter en Facebook potentieel zeer
krachtige democratiemachines.
(Wat ik hier verder schrijf, is
gebaseerd op mijn ervaringen met Facebook. Twitteren en tweeten, dat is me al
helemaal te volatiel.)
Facebook heeft veel voordelen,
maar er zijn ook nadelen. Het gemak waarmee berichten worden gepost, vaak
inclusief tik- en spelfouten, maakt het denken te snel. En vooral: te onschadelijk,
te inefficiënt. Als iedereen zijn meninkje formuleert, raken de ideeën die er
echt toe doen ondergesneeuwd. Ze krijgen niet de tijd om te rijpen. Ruimte voor
een tot in alle details ontwikkelde gedachtegang is er niet.
Opvallend aan Facebook is ook dat
de discussies die zich erop ontspinnen vaak niet tegensprekelijk zijn. Het
gebeurt soms wel eens, maar het spuien van een afwijkende mening wordt ferm
belemmerd door het publieke karakter van het forum. Maar ook door het gegeven,
eigen aan Facebook, dat je je onder ‘vrienden’ en dus vaak gelijkgezinden
begeeft. Ze vinden het ‘leuk’ en ‘delen’ het zelfs, en dat is ook weer leuk,
maar het helpt de dialoog geen zier vooruit. Meestal blijft het rustig. Heel
vaak speelt het gewicht van de naam van diegene wiens mededeling je beaamt.
Niet elke ‘vind ik leuk’ is statusverhogend. Het is gênant om zien, hoe hoog de
pluimstrijkerij op Facebook hoogtij viert. Dit ritueel van beamen en ondersteunen
is vaak niet meer dan een daad van zelfbevestiging.
Het wordt te gemakkelijk grappig,
ludiek, en daardoor ook weer onschadelijk. Neem nu die ‘zet die ploat
af!’-grapjes. Op zich soms wel geestig, vooral de Der Untergang-dialoog was onweerstaanbaar! Maar het is een vorm van
desinfecteren. Alles dreigt te worden opgeleukt, ook het in se bijzonder
trieste. De kritische zin bot erop af.
Facebook een democratiemachine?
Ik heb zo mijn twijfels. De participanten hebben eventjes hun ei gelegd in het
nest van de pseudo-openbaarheid, die ontlasting verlicht hen (in de zin van:
zich bevrijden van een zwaarte), maar het resultaat is – behoudens een
sporadische bewustmaking of inspiratie links of rechts – miniem. We gaan met
zijn allen over tot de volgende status-update, what’s and who’s next? Een gigantische versnippering van
democratische energie is het gevolg, en zij die er belang bij hebben dat alles
bij het oude blijft, zijn daar het meest bij gebaat. Zij zien de kleine
ongemakjes van het belaagd worden op sociale media met plezier door de vingers.