In het café naast de garages met de racewagenfries, het
enige café in de wijde omtrek waarin een teken van leven te bespeuren is en
zelfs gewoon het enige café in de wijde omtrek, is het, ondanks het interieur,
allesbehalve la vie en rose. De
conversatie met de uitbaatster wil maar niet vlotten. Ik informeer naar de
leegstand in het dorp, het aantal tweede verblijven, het aandeel van de Belgen
die hier komen – maar mevrouw heeft meer belangstelling voor haar
kruiswoordraadsel dan voor mijn spervuur van vragen. Dus houd ik het spoedig voor
bekeken en concentreer me op de picon vin
blanc die zij ons heeft voorgeschoteld. En op de herinnering aan een tekst
die ik ooit moest vertalen, over Edouard Manets Un Bar aux Folies-Bergères en, daarin, de werking van de spiegel
achter de toog – er was iets dat niet klopte met het perspectief maar ik weet
niet meer precies wat.