zaterdag 3 november 2012

los ingeslagen 36

30 september 2012

Het was op de voorstelling van het door Rik Vanwalleghem geschreven boek over de grootste wielerkampioen. Ik mocht zo’n boek in ontvangst nemen en besloot dat een signatuur het kleinood wel een toegevoegde waarde zou bezorgen. (Nu ik mij dit voorval herinner, realiseer ik mij dat ik daarvoor Merckx slechts twee keer eerder in levende lijve had gezien: een eerste keer met hoge snelheid aan mij voorbijsuizend tijdens een massaspurt in Maastricht, het was een rit van de Ronde van Frankrijk van 1969 of misschien 1970, mijn grootvader had mij daarheen meegenomen maar hij was zo onverstandig geweest om tegen het dranghekken in een bolle bocht te gaan staan zodat de wielerheld niet veel meer kon worden dan een gele streep; een tweede keer een jaar of twee later, vlak voor de start van een kermiskoers in Assebroek, waar ik opgroeide – de wielergod stond er te keuvelen met mijn eigenlijke held, Roger De Vlaminck. Ik herinner mij door dit tafereel geschokt te zijn want ik kon mij niet voorstellen dat zulke grote rivalen bereid waren om zo informeel met elkaar om te gaan.)

Ik ging tijdens de na de toespraken van de uitgever en de auteur gehouden receptie in het rijtje staan dat zich bij Eddy Merckx had gevormd. Hij zat niet, zoals verwacht had kunnen worden, aan een tafeltje achter een stapel van de over hem handelende boeken, maar stond gewoon rechtop te praten. (Zoals hij ook destijds, in Assebroek, had stáán praten. Maar nu was er geen fiets in de buurt. En ook geen Roger De Vlaminck.) Zijn glas (fruitsap, denk ik) moest hij wel even opzij zetten om aan de vraag van de handtekeningenjagers te kunnen voldoen. Toen het mijn beurt was, meende ik de man te moeten aanspreken. ‘Eigenlijk,’ zo zei ik wat knullig, ‘was ik een fan van Roger De Vlaminck. Maar ik heb natuurlijk een zeer grote bewondering voor uw prestaties. Ik herinner mij dat ik u Milaan-San Remo zag winnen, het moet een van mijn verste televisieherinneringen zijn. Het was een millimetersprint, u klopte Jan Janssen. Dat moet in 1968 zijn geweest.’ Merckx, onwelbespraakt zoals we hem van zijn talloze interviews met Fred De Bruyne kenden, sprak afgemeten, misschien wel een beetje van zijn hum omdat ik zo onhandig was geweest hem aan zijn rivaliteit met le gitan te herinneren. ‘U bedoelt 1969.’ En hij plaatste de krabbel die nu nog altijd het titelblad van mijn recensie-exemplaar siert.
 
Ik schreef, om mijn verplichting ten aanzien van de uitgever en de auteur na te komen, over dat boek inderdaad een recensietje (zie hieronder).