190923
Ik 'mag' de onderste helft van mijn kleren uitdoen. Broek én onderbroek. Ik word de deur naar een hokje gewezen, in de hoek van het kabinet. In dat hokje: een stoel, een klerenhaak aan de deur, een toiletpot met ingebouwde debietmeter. We bevinden ons bij de uroloog. De naweeën van de blokkering van vorig jaar ter controle voorleggen, en en passant ook eens de prostaat palperen of toucheren of hoe heet het. De leeftijd, meneer, we kunnen niet voorzichtig genoeg zijn. En daar zit ik dan, op die stoel in dat hokje in de hoek van het kabinet: op mijn blote krent. Wachtend op de uroloog. Die maar niet komt. Die met een andere patiënt bezig is, wellicht in het kabinet hiernaast, waar ook zo’n hokje is met een stoel en toiletpot. En het blijft maar duren. Om de een of andere reden vind ik dat beneden alle peil. Ik trek mijn onderbroek terug aan, die is rap weer uit als de dokter dan toch het kabinet betreedt. Wat hij dan ook doet. Ik mag plaatsnemen op de stoel, onderbenen in de beugels. Zo’n stoel voor gynaecologisch onderzoek, beeld ik mij dan in. De – zo zeggen zij toch – vernederende positie die vrouwen moeten innemen. En wat er dan gebeurt. Ik krijg een tastende vinger in mijn aars gepropt, vervolgens een echografiesonde. Allebei verpakt in een handschoen, naar binnen glijdend dank zij het aangebrachte middel. Erg prettig voelt dat niet aan, eigenlijk. Alles is oké en komt u volgend jaar maar eens terug. * Ik geraak op Facebook verwikkeld in een discussie met L., over de klimaatmeisjes, die hij ‘wichten’ noemt. Hij stoort zich aan de – wat hij zo duidt – hysterische uithalen, het sektarisme, de complotten achter die beweging. U gaat mij toch niet zeggen dat Greta Thunberg haar speech zelf schrijft? Onwaarschijnlijk vind ik het, hoe een volwassen, welgestelde, intelligente blanke man, die op zijn profielfoto’s zeer ijdel uit de hoek komt, die van Lacan en katten houdt, en die overigens zeker geen klimaatscepticus is – hoe zo iemand zich zo kan laten leiden door zijn aversie voor het optreden van puberende meisjes. Daar valt inderdaad wel het een en ander op aan te merken, en wellicht is het juist dat de irritatie die zij opwekken niet heeft bijgedragen tot een goed verkiezingsresultaat voor Groen, maar wat een verspilling van energie!, en welke psychologisch te duiden frustratie en onverwerkte woede zitten achter die afkeer! Ik probeer er met argumenten en gerichte vragen tegen in te gaan, maar krijg niet één keer een serieus antwoord. Op den duur wuift L. mij weg met een cynische gelatenheid: Ach, het is mij allemaal om het even. *