Sterke beelden
Een goede schrijver onderscheidt zich van minder goede schrijvers onder meer door het vermogen om sterke beelden te gebruiken. Ik beschouw mijn Facebookcontact Pierre Plum al jaren als een goede schrijver. Elke ochtend, zo tussen half acht en half negen, net wanneer ik zelf op dat medium actief ben, post hij zijn stukje, dat hij wellicht ergens halfweg de nacht heeft bedacht en aangezet. Meestal zijn die stukjes erg goed. Ze zijn niet altijd perfect afgewerkt. Misschien is er soms tijdsdruk omdat Pierre ze af wil voor hij zich aan het ontbijt begeeft. Schijnbaar luchtig en kluchtig, gaan de stukjes altijd ergens over. Na al die jaren heb ik Pierres methode wel ongeveer beet. Hij mengt twee registers: het triviale en het verhevene; highbrow en lowbrow. Zo heeft hij het in een en hetzelfde stukje over de aankoop van een azalea in het tuincentrum en een seminarie van Lacan, of over zijn kat Peerke en de psyche van de Amerikaanse president. Soms is de lasnaad tussen beide registers wat rafelig, maar bijna altijd houden de columns steek en stand. Ik steek er vaak wat van op. Bovendien geniet ik van de zwier en zwaai en schijnbare nonchalance waarmee PP schrijft. Daarom lees ik hem met plezier elke dag en ik ben zeker niet de enige – al moet gezegd dat de namen van diegenen die hem duimpjes en hartjes toezwaaien mij stilaan erg vertrouwd zijn. Ik bedoel: een miljoenenpubliek is het nu ook weer niet.
Maar waarom begin ik over PP? Oh ja, het vermogen om sterke beelden te gebruiken. Vanmorgen had Pierre het over de Amerikaanse president en alle ongein die hij verspreidt. Zo krachtig verspreidt hij die ongein dat deze zelfs tot over de oceaan tot bij ons komt. Zoals de as van die IJslandse vulkaan met de onmogelijke naam een paar jaar geleden. Maar Pierre gebruikte een ander beeld: hij had het over een vijandelijke vloot oorlogsbodems die aan de horizon verscheen, waarmee hij perfect het beeld van oceaan en dreiging samenbracht.
PP: ‘Trump doet ertoe, die zijn naam moet je niet moeizaam uit de vergeetput opvissen, integendeel: ook als je het niet over hem wil hebben, als je over interessante dingen praat, hoe het begrip van de natuur grondig veranderd is sinds de oudheid, komt zijn naam als een donderslag bij heldere hemel elke genuanceerde beschouwing verstoren. Bruinkool, schaliegas, bosbranden, met die woorden komt zijn naam bovendrijven als een oorlogsvloot aan de horizon, en daarbij altijd dat gezicht, verongelijkt en uitdagend tegelijk, dat brede handgebaar waarmee hij alles wegwuift wat hij als socialistisch, links, intellectueel en dus on-Amerikaans afdoet.’
Ik moest aan dat beeld van PP denken omdat ik, Geert Mak lezend, wou melden dat ik daar een mooi beeld aantrof. (Geert Mak beschouw ik ook als een goed schrijver.) Hij heeft het over de evolutie die de utopiegevoeligheid in de twintigste eeuw heeft doorgemaakt. Op het Centraal Station van Amsterdam, eind negentiende-eeuws, staan nog steeds de woorden ‘electriciteit, nijverheid en stoom’ te lezen, in die tijd centrale begrippen. Nu luidt het motto ‘globalisering, digitalisering en individualisering’. ‘Het waren termen die niemand meer in steen wilde beitelen maar ze zetten wel de toon.’ (334) Kijk, dat in steen beitelen, dat vind ik een mooi beeld. En in de context van dit stukje contrasteert het mooi met het efemere karakter van Facebookteksten.
https://www.facebook.com/pierre.plum.7/posts/10223579282300893
Geert Mak, Grote verwachtingen (2019)
Ik schreef ooit een brief aan Pierre Plum
Pierre Plum in 2014 (eigen foto)