Ik heb met veel plezier je bundel columns Zomer 2017 gelezen. In grote mate
hérlezen eigenlijk, aangezien ik veel van die columns al eerder op Facebook
had gelezen. Op dat medium is het inderdaad dat je er elke dag een grote schare
volgers mee verblijdt. Mij ook: je weet dat ik een trouwe lezer ben en dat ik
af en toe eens een puntig commentaartje op je tijdlijn waag te deponeren. Want
zo gaat dat op het zogenaamd ‘sociale’ medium Facebook: je geeft regelmatig een
teken van leven omdat je uit eigen ervaring weet hoe treurig het is om in de
woestijn te preken, zodat al dat moois dat je produceert à fonds perdu de digitale ruimte wordt ingeslingerd – en ik wil dus
zeker niet dat iemand wiens bijdragen ik apprecieer, ja zelfs hoog inschat, een
dergelijk gevoel zou krijgen. Daarom ‘like’ ik je posts bijna elke dag, behalve
die dagen dat ik uithuizig ben en dus offline, of dat ze aan mijn aandacht
ontsnappen of – die ene enkele keer – dat ik ze écht niet goed vind en dan meen
daar door ze niet te liken uiting aan te moeten geven. Het
is, Pierre, een sterk gereduceerde vorm van sociabiliteit, maar goed, we roeien
met de riemen die we hebben. Het kan niet verhinderen dat ieder voor zijn scherm
alléén zit, hoe geconnecteerd of gebrancheerd hij of zij zich ook waant.
Met veel plezier, zei ik, en ik meen het. Uiteraard meen ik
het. Hoe badinerend, grappig, kluchtig en luchtig de stukjes op het eerste
gezicht ook ogen, en hoezeer ze ook focussen op de sunny sides en de geneugten des levens, ik meen mij niet te
bezondigen aan overdreven ernstzucht wanneer ik stel ook oog te moeten hebben
voor die toets van weemoed en zelfs zwaarmoedigheid die hier en daar, voor de
goede lezers – en ik bén er een – doorschemert. Dat wordt bijvoorbeeld helemaal
op het eind van de bundel duidelijk – niet toevallig geschreven op het einde
van de zomer, een moment in het jaar dat zich bij uitstek leent tot een dip in
de conjunctuur van het welbevinden – wanneer je het enkele dagen lang over je
hang naar de Franse filosoof en ambtenaar Bataille hebt, over diens economie
van de uitspatting en het exces, en over la
part maudite. Zie je, dat bedoel ik wanneer ik zeg dat deze stukjes pas
echt interessant worden wanneer de lezer niet enkel oog heeft voor het
schijnbare hedonisme dat erin wordt gepropageerd, of voor de prettige
gestoordheid (of gestoorde prettigheid) die erin aan de dag wordt gelegd, maar
ook voor die aanhoudende ondertoon, die sourdine van somberheid.
Of ligt het aan mij? Doe ik aan projectie? Ik zou het eens
aan mijn psychiater moeten vragen. Maar ik heb er geen. Dat is een bewuste
keuze.
Ik vond het lezen van de bundel ook hierom boeiend: ik kreeg
een antwoord op de vraag wat er overblijft na een jaar, en of het verschil uitmaakt
de teksten apart op scherm te lezen, dan wel consecutief in een fraai
vormgegeven boek.
Toegegeven, zo rond half acht ’s ochtends, wanneer je –
bijzonder klokvast, moet ik zeggen – je stukjes post, durf ik al eens diagonaal
te lezen. Dan zie ik de foutjes door de vingers – ik begrijp dat je al wel eens
de neiging hebt om te snel op de ‘plaatsen’-knop te drukken. Maak je evenwel geen
zorgen, de eindredactie van dit boek is behoorlijk zorgvuldig gebeurd, er is
maar hier en daar een onzorgvuldigheidje blijven staan. Het enige waarvan ik
zou zeggen dat je het er bij een volgende druk zeker uit moet wieden, is de
fout op bladzijde zeventien. Liefde wordt niet op dezelfde manier consummeerd
als ananas, waarvoor één m volstaat. Beide werkwoorden zijn van het Latijn
afgeleid, maar het eerste van consummare
en het tweede van consumere.
Verre van mij zij het te willen vitten – en ik zal dat dan
ook niet doen. Wat ik te zeggen heb, Pierre, is veel belangrijker dan dat. Het
is, kort gezegd, dit: ook bij een lezing van meerdere stukjes na elkaar, ja,
van een kleine honderd stukjes in een leessessie of vijf, zes, blijft het
Plum-universum stevig overeind. Ik beschreef het in een
vorig stukje – dat ga ik hier dus niet overdoen. Wat ik nu wél weet, is dat
jouw plekken en personen en beheptheden ook voor iemand die nooit eerder iets
van jou heeft gelezen, consistent genoeg worden voorgesteld om er empathie voor
te kunnen voelen, om er mee in op te gaan, om er zich door aangesproken te
voelen. Een surplus van het alles na elkaar lezen is bovendien dat de
levensvisie achter de ogenschijnlijk vederlichte stukjes duidelijk wordt,
bijvoorbeeld in korte tussenvoegingen of aforismen, zoals deze – willekeurig
voorbeeld! –, in een van mijn favoriete stukjes, dat van zondag 27 augustus,
een zondagsstukje dus, over de lepelaars en het drinken van bier: ‘De mate van
mijn gezondheid kan gemeten worden aan mijn trek in het ongezonde’.
Je houdt van dat soort paradoxen, Pierre. En zo lijk je mij
ook het leven te ervaren: met oog voor het schone en aangename, zonder echter
het weinig vrolijk makende te vergeten. Tevergeefs, niettemin: umsonst, trotzdem – zoals het motto van
de veel te vroeg gestorven radioman Jan Wauters luidde, een motto dat ik van
hem leen voor eigen gebruik. Die dubbele blik vertaalt zich ook in je methode –
die ik al lang doorhad, maar die zich bij het achter elkaar lezen van meerdere
stukjes helemaal openbaart: meestal, of toch vaak, neem je twee disparate
elementen uit contexten die niets met elkaar te maken hebben, bij voorkeur een
uit de hoge en een uit de lage cultuur, en je laat die tegen elkaar botsen. De
wrijving die op die manier wordt gegenereerd, wekt de vonk op, de glinstering,
de glans die jouw teksten kenmerkt.
Ik hoop dat je mij – ons – nog lang met je dagelijkse
columns zult verblijden en verrijken. Dank daarvoor!
Warme groet,
PS. Ik zou graag deze brief op mijn blog plaatsen, maar
uiteraard kan ik dat niet zonder jouw voorafgaande toestemming.