zondag 29 april 2018

brief aan Pierre Plum


Dag Pierre,

Ik heb met veel plezier je bundel columns Zomer 2017 gelezen. In grote mate hérlezen eigenlijk, aangezien ik veel van die columns al eerder op Facebook had gelezen. Op dat medium is het inderdaad dat je er elke dag een grote schare volgers mee verblijdt. Mij ook: je weet dat ik een trouwe lezer ben en dat ik af en toe eens een puntig commentaartje op je tijdlijn waag te deponeren. Want zo gaat dat op het zogenaamd ‘sociale’ medium Facebook: je geeft regelmatig een teken van leven omdat je uit eigen ervaring weet hoe treurig het is om in de woestijn te preken, zodat al dat moois dat je produceert à fonds perdu de digitale ruimte wordt ingeslingerd – en ik wil dus zeker niet dat iemand wiens bijdragen ik apprecieer, ja zelfs hoog inschat, een dergelijk gevoel zou krijgen. Daarom ‘like’ ik je posts bijna elke dag, behalve die dagen dat ik uithuizig ben en dus offline, of dat ze aan mijn aandacht ontsnappen of – die ene enkele keer – dat ik ze écht niet goed vind en dan meen daar door ze niet te liken uiting aan te moeten geven. Het is, Pierre, een sterk gereduceerde vorm van sociabiliteit, maar goed, we roeien met de riemen die we hebben. Het kan niet verhinderen dat ieder voor zijn scherm alléén zit, hoe geconnecteerd of gebrancheerd hij of zij zich ook waant.

Met veel plezier, zei ik, en ik meen het. Uiteraard meen ik het. Hoe badinerend, grappig, kluchtig en luchtig de stukjes op het eerste gezicht ook ogen, en hoezeer ze ook focussen op de sunny sides en de geneugten des levens, ik meen mij niet te bezondigen aan overdreven ernstzucht wanneer ik stel ook oog te moeten hebben voor die toets van weemoed en zelfs zwaarmoedigheid die hier en daar, voor de goede lezers – en ik bén er een – doorschemert. Dat wordt bijvoorbeeld helemaal op het eind van de bundel duidelijk – niet toevallig geschreven op het einde van de zomer, een moment in het jaar dat zich bij uitstek leent tot een dip in de conjunctuur van het welbevinden – wanneer je het enkele dagen lang over je hang naar de Franse filosoof en ambtenaar Bataille hebt, over diens economie van de uitspatting en het exces, en over la part maudite. Zie je, dat bedoel ik wanneer ik zeg dat deze stukjes pas echt interessant worden wanneer de lezer niet enkel oog heeft voor het schijnbare hedonisme dat erin wordt gepropageerd, of voor de prettige gestoordheid (of gestoorde prettigheid) die erin aan de dag wordt gelegd, maar ook voor die aanhoudende ondertoon, die sourdine van somberheid.

Of ligt het aan mij? Doe ik aan projectie? Ik zou het eens aan mijn psychiater moeten vragen. Maar ik heb er geen. Dat is een bewuste keuze.

Ik vond het lezen van de bundel ook hierom boeiend: ik kreeg een antwoord op de vraag wat er overblijft na een jaar, en of het verschil uitmaakt de teksten apart op scherm te lezen, dan wel consecutief in een fraai vormgegeven boek.

Toegegeven, zo rond half acht ’s ochtends, wanneer je – bijzonder klokvast, moet ik zeggen – je stukjes post, durf ik al eens diagonaal te lezen. Dan zie ik de foutjes door de vingers – ik begrijp dat je al wel eens de neiging hebt om te snel op de ‘plaatsen’-knop te drukken. Maak je evenwel geen zorgen, de eindredactie van dit boek is behoorlijk zorgvuldig gebeurd, er is maar hier en daar een onzorgvuldigheidje blijven staan. Het enige waarvan ik zou zeggen dat je het er bij een volgende druk zeker uit moet wieden, is de fout op bladzijde zeventien. Liefde wordt niet op dezelfde manier consummeerd als ananas, waarvoor één m volstaat. Beide werkwoorden zijn van het Latijn afgeleid, maar het eerste van consummare en het tweede van consumere.

Verre van mij zij het te willen vitten – en ik zal dat dan ook niet doen. Wat ik te zeggen heb, Pierre, is veel belangrijker dan dat. Het is, kort gezegd, dit: ook bij een lezing van meerdere stukjes na elkaar, ja, van een kleine honderd stukjes in een leessessie of vijf, zes, blijft het Plum-universum stevig overeind. Ik beschreef het in een vorig stukje – dat ga ik hier dus niet overdoen. Wat ik nu wél weet, is dat jouw plekken en personen en beheptheden ook voor iemand die nooit eerder iets van jou heeft gelezen, consistent genoeg worden voorgesteld om er empathie voor te kunnen voelen, om er mee in op te gaan, om er zich door aangesproken te voelen. Een surplus van het alles na elkaar lezen is bovendien dat de levensvisie achter de ogenschijnlijk vederlichte stukjes duidelijk wordt, bijvoorbeeld in korte tussenvoegingen of aforismen, zoals deze – willekeurig voorbeeld! –, in een van mijn favoriete stukjes, dat van zondag 27 augustus, een zondagsstukje dus, over de lepelaars en het drinken van bier: ‘De mate van mijn gezondheid kan gemeten worden aan mijn trek in het ongezonde’.

Je houdt van dat soort paradoxen, Pierre. En zo lijk je mij ook het leven te ervaren: met oog voor het schone en aangename, zonder echter het weinig vrolijk makende te vergeten. Tevergeefs, niettemin: umsonst, trotzdem – zoals het motto van de veel te vroeg gestorven radioman Jan Wauters luidde, een motto dat ik van hem leen voor eigen gebruik. Die dubbele blik vertaalt zich ook in je methode – die ik al lang doorhad, maar die zich bij het achter elkaar lezen van meerdere stukjes helemaal openbaart: meestal, of toch vaak, neem je twee disparate elementen uit contexten die niets met elkaar te maken hebben, bij voorkeur een uit de hoge en een uit de lage cultuur, en je laat die tegen elkaar botsen. De wrijving die op die manier wordt gegenereerd, wekt de vonk op, de glinstering, de glans die jouw teksten kenmerkt.

Ik hoop dat je mij – ons – nog lang met je dagelijkse columns zult verblijden en verrijken. Dank daarvoor!

Warme groet,














PS. Ik zou graag deze brief op mijn blog plaatsen, maar uiteraard kan ik dat niet zonder jouw voorafgaande toestemming.