de lente van 2018 – 8
148 – Kon Pierre Plum zich een mooiere plek dromen om zijn
boek te signeren dan tussen de typemachinecollectie van W.F. Hermans in
boekhandel Limerick? Neen, dacht ik, of het zou de tuin moeten zijn van het
huis dat hij samen met zijn vrouw Annie bewoont aan de Moervaart, onder de
bloeiende Japanse kerselaar aldaar (die ik van de stukjes ken) – ja, zeker op
zo’n zomerse lentedag als vandaag zou dat nóg beter zijn geweest dan de
Limerick.
Om maar te zeggen: ik ben naar de voorstelling van het boek
van Pierre Plum geweest, en ik heb uiteraard een exemplaar aangeschaft. Meer
nog: de auteur heeft er een opdracht in geschreven en ik ben blij met zijn
woorden omdat eruit blijkt dat ik voor niet zomaar een van zijn vele ‘Facebookvrienden’
ben.
Ik ken Pierre van Facebook. Hoe ik op zijn tijdlijn belandde
weet ik niet meer, maar wat ik wél weet, is dat ik er sindsdien een trouwe
bezoeker van ben gebleven. Mijn aandacht werd gevat door de avonturen van een Mihoen
genaamd waterhoentje en van een spinnetje dat zich een web had geweven in de
oksel van de achteruitkijkspiegel van des auteurs Kangoo. Maar natuurlijk gaat
het in die stukjes over veel méér dan dat. Pierre Plum schrijft er elke dag eentje.
Zo rond half acht verschijnt het dan op zijn tijdlijn – en laat dat net het
moment van de dag zijn dat ik zelf ook op Facebook zit. Het zijn columns – zelf
noemt hij ze een beetje oubollig cursiefjes.
Pierre Plum mag van mij wat oubollig zijn, hij is per slot van rekening 75 jaar.
Hij schrijft die stukjes nu al een jaar of acht, denk ik, en ik heb hem ooit
eens, in een reactie, geschreven dat volgens mij zijn Facebookactiviteiten zijn
leven met minstens tien jaar zullen verlengen. Hij heeft die opmerking geliket en
ja, ik heb stellig de indruk dat hij met zijn door een vrij groot en
grotendeels onzichtbaar publiek ondersteunde en aangemoedigde discipline een
extra activiteit heeft gevonden om zijn oude dag op een door hem als zinvol
ervaren manier door te brengen. Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat zijn
stukjes de vrucht zijn van bezigheidstherapie: je kunt er echt wel een ambitie
in zien doorschemeren.
Ik zeg niet zonder schroom iets over Pierre Plums
persoonlijke leven, maar ik vind dat ik dat mag doen want na acht jaar en vele
honderden stukjes heb ik het gevoel dat ik hem aardig begin te kennen – hoezeer
hij ook zijn best doet om de diepere waarheid achter ironie te verhullen. Ik
heb genoeg psychologisch inzicht, denk ik, om de kronkels van deze voormalige
psycholoog te duiden.
Voor wie Pierre Plum niet kent en ook geen toegang heeft tot
zijn Facebookpagina, is er dus nu een bundeling van zijn stukjes, zijn debuut in
de bellettrie! Het zijn stukjes die hij schreef in de zomer van 2017, en zo
heet het boek dan ook: Zomer 2017.
Maar de selectie had ook de lente van 2015 of de winter van 2013 als oorsprong
kunnen hebben: Plum bereikt met zijn cursiefjes
een standvastig hoog niveau, dat zich
zeker niet tot de zomer van 2017 beperkt.
(Wat hier volgt is geen recensie van de bundel, want die
moet ik nog lezen – wat dus grotendeels een herlezing zal worden –, maar een
beschouwing bij Plums stukjes in het algemeen.)
Met zijn stukjes laat Pierre Plum van zijn universum precies
datgene zien wat hij bereid is met je te delen. Dat universum valt grosso modo
in drie of vier stukken uiteen. Ten eerste zijn er zijn twee biotopen: het
landgoed aan de Moervaart, dat herhaaldelijk aan overstroming dreigt ten prooi
te vallen, en het appartement, hoog en droog en met uitzicht op het
Sint-Lucasinstituut in Gent. Platteland en stad staan hier tegenover elkaar.
Dan zijn er de reizen die Plum onderneemt: met zijn Kangoo tuft hij naar nabije
bestemmingen zoals Nederland en Frankrijk, terwijl hij in zijn dromen naar door
de ouderdom onbereikbaar geworden exotische oorden verlangt. Dan schrijft Plum
wat hij daar allemaal zou bezoeken, en wat hij erover leest, en soms leert hij
zichzelf zelfs de beginselen aan van de taal die hij daar zou nodig hebben… –
maar het blijft bij dagdromen. En ten slotte is er, als laatste onderdeel van
het Plumiversum, de bibliotheek.
Voortdurend spelen de auteurs mee die Plum aan het lezen is: romanschrijvers,
dichters, filosofen. Op de achtergrond, en
sourdine, klinkt voortdurend de Marcel Proust genaamde basso continuo.
Over dat alles worden we ten overvloede geïnformeerd: de
stand van zaken met de planten en dieren in de tuin, de bezoekjes aan de
boekhandel, de strooptochten naar het Nederlandse Hulst om lekkernijen in te
slaan (Pierre en Annie zijn notoire gourmands!),
de uitstapjes naar de Opaalkust of naar Normandië, een lectuur van een biografie
(recent die van Lucebert) of van een filosofisch werkje van Heidegger of
Aristoteles.
De geliefde auteurs zijn belangrijke personages in het Plumiversum, maar dat zijn zeker ook de echte
mensen die het bevolken. Het zijn er maar weinig. Eigenlijk zijn het er maar
twee: echtgenote Annie en de tuinman. Maar dat zijn dan ook hoofdpersonages –
naast P.P. zelf natuurlijk. Met z’n drieën vormen ze een harmonieuze driehoek.
Vrouwlief Annie vormt Pierres tegenpool. Waar Pierre dromerig is en onhandig en
in hoge mate geestelijk, is Annie, zonder daarom koel te zijn, aards en
praktisch en lichamelijk. Zij relativeert ’s mans bevlogenheid, houdt hem aan
de grond. Zij is het wijze anker zonder hetwelk Plum een dwaze losgeslagen
zeppelin zou zijn. De tuinman fungeert als verbindingsfiguur. Aanvankelijk
dacht ik dat Plum hem uit zijn mouw had geschud om een extra spanningsboog op
te zetten, maar stilaan begon het toch te dagen dat de tuinman wel degelijk
bestaat – al zullen bepaalde trekken die hem worden toegedicht wel wat aangedikt
zijn. De tuinman verenigt in zich het praktische en het theoretische. Hij weet
perfect hoe je een boom of een haag moet snoeien, maar blijkt al evenzeer als
zijn werkgevers belezen te zijn en in staat tot intellectuele acrobatieën.
Bovendien brengt hij met zijn interesse voor zenboeddhisme het Oosten binnen in
dit westerse wereldje – westers in de cultureel-filosofische zin maar ook in de
niet al te zeer onderdrukte voorkeur voor welstand en gulzigheid. Eén
onevenwicht verstoort de balans in de driehoek: er is – onvermijdelijk – een seksuele
wanverhouding. Eén vrouw staat tegenover twee mannen. Annie bewondert de
tuinman maar vertrouwt hem ‘nooit helemaal (…) omdat hij ondanks alles een man
is zoals alle andere’.
Het interessantste is natuurlijk wat Plum ons niet toont. Hoe down to earth hij ook schrijft over de allergewoonste dingen, ik
verlies geen seconde uit het oog dat hij psycholoog is en dus bijzonder goed
weet hoe hij in verschuivingen, omissies, tussen de regels kortom, een tweede
betekenislaag kan binnensmokkelen waarvan hij weet dat de bon entendeur hem wel zal weten te ontcijferen. Precies deze
potentiële meerduidigheid doet deze cursiefjes vér boven de banaliteit
uitstijgen waaraan ze, op het eerste gezicht, lijken toe te geven. En dat maakt
ook dat de voortdurend geëtaleerde eruditie – Plum is echt wel een omgevallen
boekenkast – niet pedant overkomt. Hierbij hanteert hij – soms iets te
opzichtig-gratuit – als procedé de confrontatie van hoge en lage cultuur. Bij
Pierre Plum is het beslist niet onmogelijk dat in één stukje een observatie van
Annie’s keukenspons wordt gekoppeld aan een bedenking bij Heideggers Seinsvergessenheit. (Ik zeg maar wat.
Dit voorbeeld haal ik niet uit het boek, maar het had er in kúnnen staan.)
De stukjes lijken louter
bucolische natuurobservaties of notities bij de lectuur. Maar in de altijd weifelende
beschouwingen sijpelt een wereldbeeld door, een politieke visie. Toch houdt
Plum wijselijk afstand: hij spreekt zich zelden expliciet uit. En hij heeft de
wijsheid van de ouderdom om het leven, en de kleine dingen waarin het zich
manifesteert, op een overwegend positieve, vrolijk makende manier te benaderen.
(Dit stukje is een wederdienst. Pierre Plum bezorgt mij al
jaren dagelijks een portie leesvreugde – en daarmee is hij een van de levende
bewijzen dat Facebook behalve allerlei ongein toch ook veel goeds teweegbrengt.
De gang van zaken is dat dit soort publicaties, behalve in de kleine inner circle van getrouwen, geen
weerklank vindt. Daarom beschouw ik het als een plicht er alvast dit stukje over
te schrijven. En ja, ik doe het ook om de opdracht die Pierre in mijn exemplaar
schreef waard te zijn.)