de lente van 2018 – 4
144 – Het was moeilijk om bij het lezen van Cox of het verglijden van de tijd van
Christoph Ransmayr niet terug te denken aan het essay Lengtegraad van Dava Sobel, waar ik een eeuwigheid geleden veel
plezier aan beleefde. Lengtegraad gaat
over de uitvinding van een klok die precies genoeg moest zijn om de exacte
positie van een schip op zee te kunnen bepalen. Die uitvinding was het werk van
de Britse klokkenmaker John
Harrison, die leefde van 1693 tot 1776 – en dat is de periode waarin de roman
van Ransmayr speelt.
Hoofdpersonage Alister Cox is, zo leert een notitie achterin
het boek, gemodelleerd naar de echt bestaan hebbende klokkenmaker James Cox
(1723-1800).
Enfin, om maar te zeggen dat we in de achttiende eeuw
zitten. In de volgende alinea geef ik de kortst mogelijke samenvatting van de
roman.
Cox, Alister Cox, heeft als gerenommeerde klokken- en
automatonmaker een opdracht van de keizer van China aanvaard. Samen met een
paar medewerkers reist hij naar de Verboden Stad, waar hij maandenlang verblijft.
Cox is in de rouw: zijn vijfjarige dochter is gestorven en zijn vrouw geraakt
haar verdriet niet te boven. Met de Chinese bestelling poogt hij zijn leven op
een zinvolle manier op de rails te houden.
Maar er is natuurlijk veel meer. Ransmayr creëert met dit
uitgangspunt een groot tableau waarop hij twee totaal verschillende culturen
met elkaar laat botsen. Enerzijds de expansieve, zich uit duistere eeuwen
optrekkende en door wetenschap en technisch vernuft en vrij initiatief machtig
geworden Britse kijk op de wereld – anderzijds de zelfgenoegzame, uitermate strak
georganiseerde, totalitair gestructureerde grootheid China, die zich nog maar
sinds kort bewust lijkt te zijn geworden van het feit dat er achter de Muur en
overzee nog iets anders bevindt dat niet China
is. Ransmayrs boek bestaat voor een groot deel uit het beschrijven en evoceren
van deze totaal andere wereld.
Het zou derhalve verkeerd zijn om, misschien wat misleid
door de titel van het boek maar dan toch vooral door een eurocentrische lezing
die vertrekt vanuit een traditionele literatuuropvatting waarin onder meer de
historische roman en het reisverhaal een rol spelen, in Cox of het verglijden van de tijd vooral het verhaal te lezen van
Alister Cox, meer bepaald van zijn missie in een vreemde – en gevaarlijke! –
omgeving, en – misleid door een psychologiserende lezing – van zijn
rouwverwerking. Dat alles zit er natuurlijk in, maar Ransmayr beoogt iets
anders.
Cox of het verglijden
van de tijd gaat eigenlijk, meer dan over het verschil of de confrontatie
tussen beide culturen, over de gelijkenis tussen toenmalig Oost en toenmalig
West.
En hier komt de horlogebouw dan wel op de voorgrond. Cox
streeft niets minder dan de perfectie na. Hij wil een apparaat bouwen waarop
geen verlies meer zit. Een perpetuum
mobile. Dat is, uiteraard, niet mogelijk. Cox’ systeem, de ordening waar
hij voor staat, is met andere woorden niet gesloten. Precies hetzelfde kan
worden gezegd over de maatschappelijke ordening van de Chinezen. Zij lijkt
waterdicht en tot in de kleinste details geregisseerd, wat met grotesk machtsvertoon,
een uiterste ritualisering en vooral ook veel wreedheid gepaard gaat, maar is
dat, evenzeer uiteraard, niet. De buitenwereld begint, onder meer in de persoon
van Alister Cox, binnen te sijpelen, en we weten intussen tot welke
fundamentele omwentelingen dat uiteindelijk heeft geleid.
Op die manier wordt Cox
of het verglijden van de tijd een verhaal over de huidige globalisering. De
beschavingen botsen niet, maar interpenetreren. Ransmayr bouwt zijn verhaal op
de idee dat volkomen gesloten systemen in deze wereld niet kunnen bestaan, niet
als mythe van wetenschappelijke en technologische vervolmaking maar ook niet
als totalitaire maatschappelijke ordening. Op die manier krijgt zijn boek een
grote actualiteitswaarde. De bescheiden aanwezigheid van enkele neventhema’s
bevestigt deze interpretatie: duurzaamheid, ecologie, waterschaarste,
wapenwedloop…
Ook stilistisch is Cox
of het verglijden van de tijd zeker de moeite waard. Uiteraard spelen tijd
en tempo een cruciale rol. Hoe beleven we de tijd? Wat is met andere woorden
het verschil tussen de in principe standvastige objectieve tijd en de
subjectieve tijd, die nogal wispelturig is? Ransmayr brengt deze thematiek in
zijn schriftuur binnen onder meer door het geduld van zijn lezer flink op de
proef te stellen: voor de aanloop, in de vorm van de reis van het Engelse
genootschap naar het hart van de Chinese beschaving, neemt hij zijn tijd. En door
de keizer pas heel laat te laten aantreden, geeft hij zeer helder aan hoe
onzichtbaar en onbereikbaar die man is, en hoe groot zijn macht. Een bruuske
gebeurtenis zorgt dan weer voor een contrapuntische versnelling.
Ook de manier waarop Ransmayr erin slaagt om de Chinese
esthetiek te evoceren, verdient in de rubriek ‘stijl’ een plaats. Door de
beelden die hij gebruikt en door zijn overvloedige aandacht voor zintuiglijkheid,
geluiden, kleuren en tactiele eigenschappen van allerlei precieuze materialen,
tovert hij de accuraatheid van met enkele lijnen gepenseelde oosterse prenten
voor de geest. Ik herinner mij het pregnante beeld van een rode bloedvlek op
een voor het overige smetloos helwit sneeuwtapijt, te midden van fraaie
gebouwen met pagodedaken.
Cox of het verglijden
van de tijd is een zeer onderhoudende, goed geschreven en ook filosofisch
interessante roman van een auteur van wie ik eerder al De verschrikkingen van het ijs en de duisternis met grote belangstelling
las, en aan wiens Atlas van een bange man
ik op dit ogenblik ook veel leesvreugde beleef.