zondag 29 april 2018

wolken 2799-2806


wolkenfragmenten uit Pierre Plum, Zomer 2017

2799
Rondom mij hangt een spanningsveld van ideeën, als een wolk die voorbijtrekt en uitregent. (70)

2800
De zoon van de architect die de fameuze wolkenkrabber bouwde waarlangs ik zo dikwijls fietste. (113)

2801
We waren gisterenmorgen vertrokken bij heldere hemel voor een fietstocht langs de Moervaart, en ineens reden wij in de schaduw van een immense wolkenhemel. (122)

2802
Ik zag de zon met een koksmuts aan die doorheen de wolken verwaterde sla in een bedje aan het bakken was. (122)

2803
Ik heb het opgezocht, en als de hemel zonder wolken is en de ijsvogel tegen de azuurblauwe hemel op onze speciaal voor hem opgerichte tak over het water van de Moervaart spiedt, kan ik er mij Griekse meisjes bij voorstellen die zich in de weide hier rechtover hartstochtelijk aan een balspel overleveren. (125)

2804
(…) in het zwarte zwerk / vlekken bleekmiddel / het skelet kraakt / een aangebrande wolk / een blaar een sudderlap / aan de slapen / druif van droefenis (…) (Plum citeert Lucebert, 159)

2805
‘Het is,’ zegt ze, ‘zoals met de wolken aan de hemel in Moerbeke-Waas, ze zijn continu aanwezig, maar je bent ze vergeten.’ ‘Een beetje als met het Zijn van Heidegger,’ vul ik dankbaar aan, uiteindelijk de basis voor elk denken en spreken maar zelden expliciet aanwezig. Op Heidegger knapt Annie gewoonlijk af, ze praat liever over schapen en meeuwen. Wolken gaan al de metafysische richting uit, nauwelijks bespreekbaar, maar hier op het eiland toch al een paar keer. (169)

2806
Niemand die er iets van zei. Kleine wolkjes die vlug voorbijtrokken, mijn woorden. (169)