dinsdag 3 april 2018

afscheid van mijn digitaal bestaan 75


25 oktober 2005

ACHTERFLAP

Het is me, bij mijn weten, twee keer gelukt om met een quote uit een recensie op de achterflap van een boek te komen. Het waren boeken van Paul Mennes en J.M.H. Berckmans – de een is intussen al wat meer vergeten dan de andere, dat hebben mijn quotes niet kunnen verhinderen. Nu ja. Toen streelde het mijn ego maar nu stemt het meewarig. Het heeft iets parasitairs al bij al, zo’n achterflapquote. Je naam staat daar te verbleken op iets wat zelf tot verbleken is voorbestemd. Ik ben al blij, eigenlijk, dat ik het er op een wat slinkse manier op had aangelegd. Ik kénde de kneep namelijk, had al genoeg recensies geschreven om op een bepaald punt, zo ongeveer ter hoogte van de conclusie en in elk geval in de laatste alinea (vaak de enige die wordt gelezen), aan te voelen dat het achterflapquotemoment was aangebroken. Daar aangekomen, voelde je: hier moet ik quasi achteloos de zin laten slingeren die ik uiteraard zodanig spitant formuleer dat hij kans maakt om op de achterflap van een eventuele volgende druk te belanden. Of van het volgende boek van die auteur als het niet tot een tweede druk komt. ‘Berckmans lezen is vuurwerk.’ Dat soort algemeenheden. Of: ‘Wie later iets van het godvergeten einde van de twintigste eeuw zal willen weten, kan bij Mennes terecht.’ (Ik citeer uit het hoofd want ik vind de boekjes waar die quotes op de achterflap staan niet terug.) Dat staat wel, hé, zo’n ronkende loftuiting waar je nooit, of dan toch maar enkel in een soort van overmoedig enthousiasme, achter hebt gestaan? En dan je naam erbij, die samen met die boekjes verbleekt… Het is een les in bescheidenheid, de auteur te zijn van twee half oprechte achterflapquotes.

Achterplat van J.M.H. Berckmans, Bericht uit Klein Konstantinopel (1996)