AMERIKA
Brel zingt over Madeleine, noemt haar ‘mon horizon’ en, in
het volgende couplet, ‘mon espoir’:
Madeleine c'est mon espoir
C'est mon Amérique à moi
Sûr qu'elle est trop
bien pour moi…
Het lied dateert van 1962, het zou nu niet meer op die
manier worden geschreven. (Brels bijna hysterische enthousiasme is overigens
ook ferm uit de tijd – tegenwoordig krijgt in het amoureuze genre de
melancholie de bovenhand, heb ik de indruk, en berusten de grote gevoelens meer
in het detail dan in de weidse gebaren.) Mon
Amérique à moi – het betekent zoveel als ‘mijn droom’, ‘mijn
hoogstpersoonlijke droom’. En wel een die realiseerbaar is: alles is mogelijk
voor wie durft te dromen.
Dat is voorgoed voorbij. Amerika is niet langer een horizon
waar hoop gloorde – ook voor wie er niet naar emigreerde; waar op den duur
alles wel mogelijk leek te worden (tot huppelen op de maan toe); waar zowat
alles vandaan kwam… Zeker de manier waarop wij, de generatie die opgroeide toen
het begrip ‘Amerika’ nog niet besmeurd was, tegen de wereld leerden aankijken,
is niet meer geldig: de paternalistische emotionele manipulaties van Disney; de
onbezorgde glitterdromen van afstand, omvang en snelheid (denk aan Expo 58); de
arrogantie waarmee we kritiekloos de wereld leerden misbruiken als een onuitputtelijk
vat van grondstoffen en energie; de tot stroop vercaramelliseerde ellende van
de zwarte blues.
Brel was geen bluesman, maar een overenergieke burgerjongen
die niet kon leven van idealen die vóór de einder lagen. Hij lééfde van het
niet-vervuld zijn. Of er moest voor hem toch minstens altijd een oceaan van
smachtend leed liggen tussen wens en vervulling… Ja, zo iemand kon een gewoon
meisje bezingen en zeggen dat ze vast en zeker te goed voor hem was en haar
daarenboven, kritiekloos (1962!) en zonder dat het wicht ook maar iets van haar
glans verloor, met Amerika vergelijken. Met het land van kauwgum, cola en te
veel chroom op de veel te grote auto’s. Grote emoties, grote auto’s.
Madeleine is een oude vrijster geworden, inmiddels, een
verzuurde tante, een kenau die nooit haar ongelijk zal bekennen – maar die wel
nog de sleutel tot het paradijs in handen heeft. Alleen ligt dat paradijs nu
ergens anders, maar waar?
Dat is een beetje de tragiek: wij kunnen van niets nog
zeggen dat het mon Amérique à moi is.