vrijdag 27 april 2018

van Dale 56-60


56
Maria, de vrouw van een visser die mij de dag ervoor tijdens een onrustige vaart verborgen visgronden voor blauwe marlijnen had laten zien, was in de schaduw van de veranda bezig geweest met het strijken van haar witte was (…)
(Christoph Ransmayr, Atlas van een bange man, 290-291)

²marlijn (de; -en) kleine soort van zwaardvis met een sterk verlengde snuit; de blauwe marlijn, wordt tot 4 meter en weegt ruimt 600 kg (M. ampla), maikara

57
Want hoewel het strikte planteneters zijn en altijd een ogenschijnlijk onverstoorbare, slaperige vreedzaamheid aan de dag leggen, kunnen luiaards met de lange nagels van hun klauwen diepe wonden toebrengen aan hun natuurlijke vijanden – jaguars, roofvogels en anaconda’s.
(Christoph Ransmayr, Atlas van een bange man, 292)

anaconda (de; -‘s) in de Zuid-Amerikaanse tropen levende soort van reuzenslang (Eunectes murinus), syn. waterboa

58
(…) ook mij restte nu niets anders dan mijn gehuurde motorfiets te parkeren in de schaduw van een pick-upje met een laadbak vol nangka’s en me bij de mensenmenigte te voegen.
(Christoph Ransmayr, Atlas van een bange man, 294)

nangka (de (m.); -‘s) 1 een tropische vruchtboom, syn. Artocarpus integra 2 de grote vrucht van de nangka (1) die onrijp in groentegerechten wordt gegeten, syn. jackfruit

59
Een paar geiten verhieven zich bij deze restanten op de achterpoten, en stonden vervolgens, rechtop vretend, tegen de gebarsten verdedigingsmuren geleund, als door de toorn der goden in dieren veranderde belegeraars, en sprongen vervolgens de verder trekkende kudde achterna, die zich gestaag vanuit de hoogten van de akropolis naar de benedenstad begaf, langs de koningsgraven in het centrum van de stad, langs de overblijfselen van de agora, het odeon, en verder, naar het grote theater, waar op de uitgestrekte rijen met zitplaatsen nog slechts doornstruiken hadden plaatsgenomen en waar op het toneel als enige stem die van een razende herdershond te beluisteren viel.
(Christoph Ransmayr, Atlas van een bange man, 308)

odeon (het; -s) (in de oudheid) gebouw waarin dichterlijke en muzikale wedstrijden werden gehouden; – (thans) naam van opera- en concertgebouwen

60
Maar de eerste huizen die ik te zien kreeg waren dodenhuizen – reliekschrijnen, chörten, die slechts de as bevatten van verbrande heiligen of monniken, het stof van de zielsverhuizing.
(Christoph Ransmayr, Atlas van een bange man, 349)

chorten (de (m.); -s) boeddhistisch gedenkteken (in de Himalaya)