maandag 12 oktober 2020

bij hun zinnen 1

Ook de banaliteit is een levenshouding. 

Moeilijk uit te leggen wat ‘banaal’ is zonder naar ‘buitengewoon’ te verwijzen, naar ‘spectaculair’. Naar ‘exorbitant’ of ‘excentriek’ eventueel.  

Buitengewoon? Buiten het gewone? Alsof ‘banaal’ zomaar met gewoon gelijk te stellen zou vallen. De banaliteit is evenzeer iets buitengewoons. Banaal is: gewoner dan gewoon. Het banale is een gewoon dat zo gewoon is dat het opnieuw buitengewoon wordt, maar dan naar onderen toe, in het rood.  

Maar goed, Camus heeft het dus over het banale. Hij zegt dat kiezen voor een banaal bestaan een levenshouding is. Dat is een contra-intuïtieve uitspraak want wij denken toch dat banaliteit niet het resultaat van een keuze kan zijn? Het is iets wat je overkomt, waar je in tuint. Maar Camus heeft het wel degelijk over het kiezen voor een ‘fantasieloos conformisme’, over een bewuste strategie van opgaan in de gewoonheid zeg maar. Van onzichtbaarheid beogen. Van in elk geval onopvallend zijn. Men geeft zich over, zegt Camus, ‘aan de toestand, zoals die nu eenmaal is’. En ja, ook dat zich overgeven wordt pas mogelijk na actief beraad; het gaat hier om een gedelibereerde levenshouding. Het is een houding die diametraal tegenover de opstand lijkt te staan. Wie voor de banaliteit kiest, blijft onder het maaiveld. Je moet rechtop staan om boven het maaiveld uit te komen. Wie kiest voor de opstand, maakt zich kwetsbaar voor de zeis. Hij is een held.  


Albert Camus, De mens in opstand, 76 (vertaling van L’Homme révolté (1951) door J.A. Meijers, 1952)