woensdag 7 oktober 2020

vorig jaar 250

190926

Alessandro Baricco stelt dat de ‘Game’ zich ontwikkeld heeft vanuit het verlangen die verschrikkelijke twintigste eeuw voorgoed achter ons te laten. Ja, dat is zelfs ‘het voornaamste doel waarvoor hij is ontstaan: zorgen dat een tragedie zoals die van de twintigste eeuw onmogelijk herhaald kan worden’. Ik weet niet waar Baricco dat haalt, ik heb er mijn grootste twijfels bij. ‘[T]egenwoordig zijn de voorwaarden om zoiets nog eens te laten gebeuren volledig ontmanteld.’ (327) En ‘zoiets’, dat is dan: de twee wereldoorlogen, de shoah, de atoombom. Niet alleen lijkt de ontwikkeling van de ‘Game’ een dergelijke ethische bewogenheid te ontberen (ethische bewogenheid lijkt mij hoe dan ook niet aan de ‘Game’ besteed), maar digitalisering is ook niet zo sacrosanct als Baricco voorstelt. Toegegeven, hij maakt het redelijk aannemelijk dat het niet zo erg is dat de geletterdheid verdwijnt; dat we af moeten van dat hele statische, nog volop in de Romantiek gewortelde conserveringsbeleid waarbij mensen van mijn generatie nog vooral met hun rug naar de toekomst gekeerd staan; dat het een zegening is dat het ware en het schone, hoe versnipperd en efemeer ze ondertussen ook geworden zijn, nu voor veel meer mensen toegankelijk zijn geworden. Maar het ethische blijft buiten beeld. Over bijvoorbeeld digitale oorlogsvoering geen woord. Is het werkelijk een ‘vooruitgang’ dat bombardementen tegenwoordig kunnen worden uitgevoerd met een joystick? En wat al helemaal buiten beeld blijft: je kunt blij zijn met het achter je laten van die verschrikkelijke twintigste eeuw, maar de eeuw die op ons af komt, met al zijn ecologische catastrofes, zal daar niet voor moeten onderdoen, vrees ik. ‘Game’ of niet. Wat ben je met een ‘Game’ als het straks game over is? * Het begon goed maar het wordt kinderachtig en karikaturaal en na 238 bladzijden begin ik mij toch af te vragen of ik nog tijd moet spenderen aan de resterende bijna vierhonderd bladzijden van De waarheid over Harry Quebert. Ware het niet dat Dicker achter of onder de oppervlakte, onder het oppervlakkige verhaaltje, een paar lagen heeft klaargelegd waarbij je als lezer de indruk krijgt dat het je enige moeite zal kosten om ze te ontginnen en dat het plezier dat daarmee gepaard zal gaan voldoende zal zijn om de benodigde inspanning te compenseren, mijn besluit zou al genomen zijn. Een van die lagen is de kritiek op het boekbedrijf: uitgevers manipuleren zich de aandacht voor hun producten bij elkaar: ‘Hij was van mening (…) dat de boekenwereld zich had ontwikkeld van de nobele boekdrukkunst tot de kapitalistische waanzin van de eenentwintigste eeuw, dat boeken tegenwoordig werden geschreven om verkocht te worden, dat er over een boek gesproken moest worden wilde het verkopen (…)’ (410). Ik lees voorlopig verder. *