190922
Naast mij biedt een modieus geklede mijnheer (hij draagt onder meer de gestreepte Antoine Peters-sokken (…)), gewapend met iPad en iPhone (waarop zijn schermafbeelding de voorgevel van een Crelan-kantoor toont), tot 15.000 en meer op Bogart en Appel. Bram Bogart is bekend van zijn felgekleurde pleisterwerken. ‘Er hangt er een in Tate Modern,’ weet de man. Maar hij kent niet: Spilliaert Leon, en Van Rysselberghe Theo, van wie er ook werkjes op de veiling worden aangeboden. Zelf had ik een klein portretje van een jongeman van Floris Jespers (toegeschreven aan) op het oog, en een stilleven met typemachine van G. Vervisch, geschilderd in 1968. Voor beide schilderijen stegen echter de biedingen een eind boven mijn vooraf vastgesteld budget uit. * Natuurlijk is het toeval. Een dag nadat ik samen met J. op het terras van Craenenburg zat te kijken naar een van de koetspaarden die wel een halve en misschien zelfs een hele minuut lang wellustig zijn urine op de kasseien liet klateren – een hele stroom was het, waarvan maar een klein gedeelte zijn weg vond naar het riooldeksel terwijl de rest lange tijd nodig zou hebben om op te drogen –, amper één dag later lees ik in de bundel Leestekens van de overtocht van Guido Dobbelaere, die ik uit sympathie voor die kranige negentiger kocht, de volgende versregels: ‘ik hoor nog hun hinniken / of was jij het / het ruikt naar de markt van brugge zei ze / urine op de glimmende kasseien’ (85). De gedichten, overigens, in deze bundel (…) ademen weemoedige verbittering over het ouder worden en het vergeten dat alles doet verzinken in een mistig wit waarin niets meer te onderscheiden valt (en dat in dialoog gaat met de naast de gedichten gereproduceerde zeer kleurrijke abstracte schilderijen). Het zijn woordassociaties, mijmeringen, slechts hier en daar met een vers dat blijft haken. Zoals: ‘kan je nog tastbaarder zijn / dan door de afstand / die ons verbindt’. Of: ‘zolang heb ik je onthouden / dat ik van vergeten geen weet meer heb’ (103). * (…) * Net voor de aangekondigde bewolking en regen er helemaal zijn, ga ik nog even in het park zitten met een boek. De hemel trekt dicht, de kruinen beginnen te ruisen, het stof van de paden wolkt op, de eerste druppels vallen uit de lucht, zwaar en geurend naar het voorbij-zijn van de zomer. Ik spoed me naar binnen (…). De zomer van 2019 eindigt in mineur. (…) *