S. schildert de vier onderste baksteenrijen van de gevel van
zijn ouderlijke huis. Straks wordt de duinenvilla verlaten en verkocht, een
kleine facelift kan de prijs misschien wat opkrikken. Het is geen vrolijk
karwei. Het afscheid weegt zwaar. Bijna 54 jaar heeft S.’s moeder er gewoond.
Eerst met haar man en kinderen, later alleen met haar man, nog later helemaal
alleen. Maar het bleef een open huis – de kinderen en kleinkinderen, en de
laatste jaren ook ik, kwamen er vaak en graag logeren. Als S. en ik er
arriveerden, deden we graag sjiek met oesters en champagne. Menig glas rode
wijn volgde. En ’s anderendaags was ik altijd de eerste op en ging ik bij
Rosseel koeken en pistolets halen voor het ontbijt. Dan volgde nog een
strandwandeling, S. ging, als het even kon, zwemmen. Dan maakten we middageten
klaar. Ik heb er ook veel uren gewerkt in de werkkamer van S.’s vader, die ik
nooit heb gekend. In een lade trof ik notities aan, hij had een mooi,
regelmatig handschrift. De zwarte morslijnen – drippings – op het karton vertellen misschien iets over weemoed en
vergankelijkheid.