456
Hij stelde zich met gesloten ogen voor hoe de zon onderging, de maan opsteeg, de wolken de nacht verduisterden, de schaduwen van de bomen en de onduidelijke silhouetten van de planten in de duisternis opgingen en uiteindelijk de dag aanbrak. (48-49)
457
Het waren liedjes die we samen neurieden, niet altijd
unisono; soms juist maar dikwijls een beetje vals, maar we hielden van de tekst
en de muziek, de woorden en de melodie die we naar de hemel probeerden te
richten die niet bestaat, maar we waren vol van de droom dat daar hoog boven de
wolken een plaats is waar we naartoe gaan. (66)