1 (273)
Sergej Ivanovitsj Kosnysjov
is op bezoek bij zijn halfbroer Konstantin Levin. Beide houden er een andere
mening over het landleven en het boerenvolk op na. Voor Sergej Ivanovitsj Kosnysjov
zijn het land en de boeren een bron van rust, een weldaad in contrast met het
verdorven stadsleven. Konstantin Levins houding is pragmatisch maar minder
standvastig. Hij is de man van de concrete actie, zijn halfbroer van de
theoretische bespiegeling. Sergej Ivanovitsj Kosnysjov wil wel het algemeen welzijn,
maar hij wil het vooral met zijn verstand. Konstantin Levin werkt aan het
welzijn van individuen, met zijn hart. Konstantin Levin is blij met het bezoek
van zijn halfbroer, maar waar die vooral wil uitrusten, moet hij hard werken:
het is oogsttijd!
2 (276)
Sergej Ivanovitsj Kosnysjov
geniet van de schoonheid van de natuur, Konstantin Levin ziet overal enkel
landbouwkundige problemen. Aan de schoonheid van de natuur moet je volgens hem
geen woorden vuil maken.
3 (279)
Sergej Ivanovitsj probeert
Konstantin Levin ervan te overtuigen dat hij zich opnieuw moet inzetten voor de
Zemstvo, het landbouwcollectief. Konstantin Levin twijfelt aan het nut van
medische zorg en onderwijs voor de boeren, maar moet toegeven dat hij zich
enkel voor zijn persoonlijk welbevinden interesseert, dat hij zich te weinig
inzet voor het algemeen welzijn, en dat zijn standpunt logisch inconsistent is.
Hij zegt toch ook nog geen rechtbank nodig te hebben: ‘Ik zal nooit iemand de
keel afsnijden’ – dat klinkt onheilspellend! Konstantin Levin gelooft dat het
algemeen belang slechts vanuit het persoonlijk belang kan worden gediend. Sergej
Ivanovitsj voert aan dat volken die het algemeen belang niet vooruithelpen niet
‘historisch’ en nog ‘feodaal’ zijn.
4 (285)
Konstantin Levin besluit om samen met de boeren te
maaien ten einde zijn gedachten te verzetten. Sergej Ivanovitsj kijkt verbaasd op: het is niet gebruikelijk dat de heer
zich verlaagt tot samenwerken met de boeren. Het werk valt Levin zwaar maar hij
slaagt er toch in om gelijke tred te houden met de boeren. Wanneer hij niet
denkt aan het werk, boekt hij de beste resultaten.
5 (289)
Na het ontbijt wordt er voortgemaaid. Dit hele, en het
voorgaande, hoofdstuk is een loflied op de gelukkige, gedachtenloze arbeid. ‘Dit waren gelukkige momenten.’ (290) Levin
eet met een oude man, raakt met hem aan de praat en voelt zich verwanter met
hem dan met zijn eigen halfbroer. Het rendement van de arbeid blijkt veel hoger
dan ‘in de tijd van de herendiensten’ (292).
6 (294)
Er is een brief voor Levin:
Stepan Oblonski vraagt om naar Dolly te gaan om haar bij te staan. Levin
suggereert om zenuwzieken een arbeidskuur voor te schrijven. Sergej Ivanovitsj
wijst zijn broer erop dat de boeren toch niet graag hebben dat een heer met hen
meewerkt. Konstantin Levin wuift deze vingerwijzing weg.
7 (297)
[Tolstoj noemt hier voor de
afstand van Levins goed Pokrovskoje naar Jevgoesjovo, waar Dolly verblijft,
vijftig kilometer, terwijl hij het in het vorige hoofdstuk nog over dertig had,
‘Misschien ook wel veertig’ (295).
Stepan Arkadjitsj Oblonski heeft het landgoed in
Jevgoesjovo laten oplappen, maar, zoals van een overspelige echtgenoot kan
worden verwacht, zonder al te veel praktische zin. Het leven op het platteland
valt Dolly zwaar. Gelukkig helpt Matrjona Filimonovna orde op zaken te brengen.
[De personages Matvej en Matrjona Filimonovna duiken
na 300 bladzijden nog eens op. Het is dan ook lastig om de kenmerken die hen op
bladzijde 12 werden toegedicht te herinneren – wat Tolstoj wel lijkt te veronderstellen.
Dolly heeft veel zorgen: om het landgoed en om haar
zes kinderen. Maar daardoor hoeft ze niet aan haar man te denken ‘die niet van
haar hield’ (300). En af en toe zorgen de kinderen toch ook voor een moment van
geluk.
8 (301)
Dolly trekt met haar kinderen ter communie. Zelf
gelooft ze in ‘metempsychose’ (301), maar ‘in haar gezin kwam ze streng al haar
kerkelijke plichten na’ (301). Er is een heel gedonder met kleren. De kinderen
zijn braaf tijdens de mis, maar erna ontstaat er toch onenigheid. Het wordt
goed opgelost. Dolly gaat met de kinderen zwemmen en praat daarna met enkele
boerinnen.
9 (305)
Dolly krijgt bezoek van Levin, die zegt gestuurd te
zijn door Stepan – wat meteen voor enig ongemak zorgt: Dolly vindt het
vervelend dat haar man derden engageert om problemen op te lossen die hij zelf
zou moeten aanpakken. Ze merkt hoe fijngevoelig Levin op deze situatie reageert
en dat schept een band. Ook de kinderen vertrouwen Levin meteen: zijn
vriendelijkheid is niet, zoals bij veel volwassenen, geveinsd. Dolly vertelt
Levin dat Kitty van plan is te komen. Levin begint meteen over koeien. Hij ziet
koeien als machines ‘voor de verwerking van voer tot melk en wat dies meer zij’
(308).
10 (308)Dolly en Levin spreken dan toch over Kitty. Levin vertelt over Kitty’s afwijzing en voelt de hoop in zich opnieuw de kop opsteken. Dolly legt uit dat Kitty neen heeft gezegd omdat ze – doordat meisjes moeten aangezocht worden – niet de tijd had haar oordeel juist af te wegen. De ontmoeting eindigt in mineur. Levin is ontstemd, ook al omdat Dolly Frans praat met haar kinderen, die nochtans even kwaadaardig blijken te zijn als alle andere kinderen.
11 (312)
Wanneer de boeren op het landgoed van Levins zuster deels voor eigen rekening mogen werken, blijkt de opbrengst te verdubbelen. Maar er loopt iets fout met de verdeling van het hooi en Levin gaat de situatie ter plaatse (op twintig kilometer van Pokrovskoje) beoordelen. Levin wordt ontvangen door Parmenytsj. Levin corrigeert de verdeling en kijkt naar een jong koppel dat hooi oplaadt.
12 (315)
Levin is ingenomen door het uitbundige bucolische
landleven: ‘Levin werd jaloers op deze mensen met hun uitbundige vrolijkheid en
hij wilde deelhebben aan deze uiting van levensvreugde.’ (315-316) Hij benijdt
deze mensen, die hem daarnet nog wilden bedriegen, omdat ze in hun werk hun
bestaansvervulling vinden. Maar door zijn stand kan hij niets doen en hij
blijft ‘depressief en weemoedig’ (316) en eenzaam achter. Hij voelt de aandrang
afscheid te nemen van zijn ‘moeilijke, werkeloze, gekunstelde en eenzelvige
leven’ en toe te treden tot het ‘werkzame, zuivere en sociale prachtleven’
(316) van de landarbeiders. Maar hoe? Een koets met daarin Kitty rijdt aan
Levin voorbij. Levin ziet dat Kitty blij is hem te zien. Als bij toverslag zijn
al zijn voornemens over een nieuw leven verdwenen. Levin beseft dat zij zijn
enige toekomst is.
13 (319)
Hoewel Aleksej Aleksandrowitsj kwaad is op Anna,
hebben haar tranen toch een gevoelige snaar in hem geraakt. Hij zegt haar dat
hij haar de volgende dag zijn beslissing zal mededelen. Zelf voelt hij zich
bevrijd, als iemand wiens kies getrokken is. ‘Zonder eer, zonder hart, zonder
geloof, een verdorven vrouw!’ (320): zo denkt Aleksej Aleksandrowitsj over zijn
echtgenote. En hij heeft het altijd al geweten! Hoe kan hij deze smet van zich
afwissen? Voor een duel voelt hij zich te laf. Ook een scheiding kan niet want
het is onmogelijk aan bewijsstukken te komen zonder statusverlies te lijden.
Bovendien zou Anna hierdoor ongehinderd met Vronski kunnen gaan samenleven en
zou daarmee haar grootste wens ingewilligd zien. Aleksej Aleksandrowitsj wil
dat Anna wordt gestraft. Maar hoe? Dat kan alleen door de status-quo te eisen:
het huwelijk moet blijven bestaan en Anna moet haar verhouding met Vronski
verbreken. Deze oplossing heeft bovendien als voordeel dat hij in lijn ligt met
de eisen van het geloof!
14 (325)
[De opmerking dat het onderscheid je/u in het Frans
minder afstandelijk is dan in het Russisch heeft Tolstoj al een keer gemaakt.
Aleksej Aleksandrowitsj schrijft zijn vrouw een brief
die voor haar ‘een gouden brug’ (326) moet vormen om naar hem terug te keren.
In zijn werkkamer kijkt Anna hem vrank toe vanaf haar portret. In plaats van
zich op een Frans boek over ‘Iguvinische inscripties’ te buigen, werkt Aleksej
Aleksandrowitsj aan een uitermate bureaucratische wetsverbetering. Hij is
tevreden over zichzelf en kan nu toch weer zonder vrees onder Anna’s portret in
het boek lezen.
[Een grappig hoofdstuk!
15 (329)
Anna is blij dat ze tegenover haar man niet meer in de
leugen moet leven, maar ze heeft niet tegen Vronski gezegd dat ze alles heeft
gezegd aan haar man. Nu betreurt ze dat. Wat zal er met haar gebeuren? Ze is
beschaamd en angstig. Ze durft niemand onder ogen te komen. Anna krijgt een
oproep om croquet te spelen met een paar vriendinnen maar daar heeft ze
uiteraard geen zin in. In het geloof kan ze geen redding vinden voor haar
angsten. Maar haar zoontje is wel iets dat volledig losstaat van haar man en
van Vronski. Misschien kan haar moederlijke zorg voor hem haar bevrijden. ‘In
wat voor toestand ze ook zou komen, ze mocht haar zoon nooit in de steek
laten.’ (332) Anna besluit te vluchten met Serjozja. Ze schrijft een brief aan
haar man waarin ze hem haar besluit kenbaar maakt.
16 (334)
Anna ontvangt de brief van haar man. Dit is nog erger
dan al wat ze zich had kunnen voorstellen! Ze betreurt ‘wat ze tegen haar man
had gezegd en haar enige wens was dat die woorden niet gesproken zouden zijn’
(335). Ze beseft dat hij met wat hij schrijft een goed en grootmoedig
christelijk mens is, maar ook dat niemand weet hoe hij haar de voorbije acht
jaar heeft verstikt. (De toespeling op het seksuele blijft bedekt: ‘dat hij
alles verstikte wat er in mij leefde, dat hij er zelfs niet één keer aan heeft
gedacht dat ik een levende vrouw ben die liefde behoeft’ (335).) Anna kan niet
aanvaarden wat haar man haar voorstelt (alles bij het oude en bijgevolg een
leven in hyprocrisie) maar ze heeft ook niet de moed de banden te verbreken. Ze
voelt in zich dat ‘alles in haar ziel zich verdubbelde’ (337). Alleen Vronski
kan haar zeggen wat ze moet doen.
17 (337)
Anna gaat croquet spelen bij vorstin Tverskaja omdat
ze hoopt daar Vronski te ontmoeten. De kringen van vorstin Betsy Tverskaja zijn
vijandig aan die waarin Anna’s man Aleksej Aleksandrovitsj zich beweegt. In ‘de
vertrouwde plechtstatige sfeer van ledigheid’ hoeft ze niet, zoals thuis, na te
denken. Betsy spant met Anna samen en verschaft haar de gelegenheid om Vronski
alsnog te lokken. Liza Merkalova aanbidt Anna: voor haar is Anna ‘een echte
heldin uit een roman’ (341). Liza zit ook in een ingewikkelde relatie met haar
aanbidder Kaloezjski, maar zij bekijkt het met een naïef positivisme in
vergelijking waarmee Anna’s houding ‘tragisch’ (342) is.
18 (342)
Sappho Stolz arriveert met haar indrukwekkende (!)
verschijning en haar twee aanbidders. Idem voor Liza Merkalova. Deze innemende
dame beklaagt zich over het feit dat ze zich voortdurend verveelt. Hoe doet u
dat, vraagt ze aan Anna, om zich niet te vervelen? Anna voelt zich opgenomen in
dit gezelschap, maar ze moet naar haar afspraak met Vronski bij freule Vrede.
19 (346)
Vronski stelt orde op zaken in zijn gecompliceerde
bestaan. Hij ‘begon het eerst met zijn geldzaken omdat dat het gemakkelijkste
was’ (347). Hij deelt zijn schulden in categorieën in. Hij beschikt over een
relatief klein bedrag omdat hij een groot deel van zijn vermogen bij diens
huwelijk aan zijn broer heeft overgemaakt, zolang hij zelf niet zou trouwen –
‘wat er waarschijnlijk nooit van zou komen’ (348) – en omdat zijn moeder de
geldkraan heeft dichtgedraaid omdat zij vond dat hij met zijn levensstijl ‘alle
betere kringen blameerde’ (348). Vronski beseft dat hij wat hij aan Anna heeft
beloofd niet meer kan terugdraaien en beslist zijn paarden te verkopen.
20 (349)
Vronski is gelukkig zolang hij zich aan zijn
leefregels houdt, hoe onlogisch en verkeerd die op zich ook mogen zijn. Door
zijn relatie met Anna heeft hij ontdekt dat zijn wetboek hiaten vertoont. Hij
beklaagt zich nu dat hij tegen haar heeft gezegd dat ze bij hem moet komen.
Daar heeft hij het geld niet voor en hij zou bovendien de dienst moeten
verlaten. Maar daar is hij te ambitieus voor. Zijn verboden relatie met Anna
heeft zijn eerzucht weliswaar een nieuwe glans gegeven, maar voor haar het
leger verlaten, dat kan niet.
[351: vreemde overgang van derde persoon naar ik-vorm
in een monologue intérieure.
21 (352)
Vronski wordt ontboden bij de regimentscommandant om
er de pas gepromoveerde Serpoechovskoj te verwelkomen. Volgens Serpoechovskoj
zal Vronski niet gelukkig zijn met zijn omwille van de liefde afgeremde
ambities. Serpoechovskoj huldigt een aristocratische opvatting: de macht moet
worden voorbehouden aan de rijken omdat zij onafhankelijk zijn. En hij vindt
ook: ‘De vrouwen zijn het belangrijkste struikelblok voor de activiteit van de
man. Het is moeilijk van een vrouw te houden en iets te presteren.’ (357)
Serpoechovskoj houdt het dan ook bij zijn eigen vrouw. Als je die echt kent,
zegt hij, ‘ken je alle vrouwen beter dan wanneer je er duizenden had gekend’
(357). En hij waarschuwt Vronski ook nog voor het materialistische karakter van
alle vrouwen! Serpoechovskojs gebruik van opvallend veel Franse of uit het
Frans afgeleide woorden zet zijn aristocratische gezindheid in de verf.
22 (358)
Zelfgenoegzaam trekt Vronski naar het rendez-vous met
Anna. Hij voelt zich perfect gelukkig. Maar het wordt geen vrolijk treffen.
Anna vertelt Vronski dat ze haar man op de hoogte heeft gebracht, maar ze
vertelt er nog niet bij wat diens reactie was. Ze hoopt dat Vronski haar zal
zeggen dat ze samen moeten vluchten. Ze zou ertoe bereid zijn. Maar Vronski,
die denkt dat een duel onvermijdelijk is geworden, ontgoochelt haar door het
eens te zijn met de reactie van Aleksej Aleksandrovitsj: het is beter dat alles
bij het oude blijft als zij haar zoon niet mee mag nemen indien zij haar man
zou verlaten.
23 (363)
Aleksej Aleksandrovitsj duwt op de vergadering van de
2 juni-commissie zijn voorstel door. Door zijn succes vergeet hij Anna af te halen,
die in Petersburg is aangekomen. Uiteindelijk zoekt zij hem op in zijn
werkkamer. Zo retorisch begaafd hij net nog de vergadering toesprak, zo
stuntelig spreekt hij nu tot haar. Aleksej Aleksandrovitsj herhaalt zijn
standpunt: hij negeert Anna’s bekentenis en Anna moet voortaan de rol spelen
van eerbare vrouw en in elk geval zijn eer niet schaden.
24 (366)
Na zijn nacht op de hooimijt beseft Levin dat het
landbouwbedrijf met ongemotiveerde arbeiders en een heer die alles moet
beredderen fundamenteel verkeerd in elkaar zit: de arbeiders zijn uit op zo
weinig mogelijk inspanningen leveren voor hun geld. Levin is ook ontevreden
omdat hij niet kan maar ook niet wil ingaan op het aanbod van Dolly om Kitty
een tweede huwelijksaanzoek te doen: hoe zou hij moeten aanvaarden dat ze hem
pas als tweede keus ziet? Levin ontvlucht beide problemen en trekt op
snippenjacht naar zijn vriend Svijazjski.
25 (370)
Op weg naar Svijazjski houdt Levin halt bij een
florerend boerenbedrijf. Iedereen werkt er voor eigen rekening en hij ziet er
ook een mooie vrouw.
26 (373)
Svijazsjki zou graag hebben dat Levin met zijn mooie
schoonzusje Nastja trouwde, maar Levin voelt zich niet aangesproken. Svijazsjki
is een liberale anti-aristocraat. Toch leidt hij een conservatief en traditioneel
Russisch bestaan. Hij is zeer ontwikkeld en eerlijk. Nu Levin zich zo
ontevreden voelt, zou hij maar wat graag doordringen tot het geheim van
Svijazsjki’s gelukkige bestaan. Het vraagstuk hoe het landbouwleven optimaal te
organiseren, is van zeer groot belang voor een land dat zich volop in een
transitieperiode bevindt. Bij het eten voelt Levin zich gehinderd om een
gesprek hierover te beginnen doordat het schoonzusje te diep gedecolleteerd
tegenover hem zit. Hij staat op om te gaan luisteren naar het gesprek dat
Svijazjski voert met een landheer die eruitziet alsof hij nog een voorstander
is van het lijfeigenschap.
27 (377)
De landheer, Michail Petrovitsj, maakt zijn beklag
over de boeren die zich overgeven aan ‘dronkenschap en losbandigheid’ (377-378).
Hij is duidelijk: ‘De emancipatie heeft Rusland geruïneerd.’ (379) Vooruitgang
is er alleen als deze door het gezag wordt opgelegd. Nu is het peil van de
landbouw gezakt. Levin is geneigd Michail Petrovitsj, die duidelijk weet
waarover hij spreekt, gelijk te geven. Bovendien blijkt dat Svijazsjki, die
modern denkt, ook verlies lijdt – ondanks alle pogingen tot rationalisering. De
gesprekspartners hebben maar een gebrekkige kennis van de arbeidstheorieën die
op dat ogenblik in Europa opgeld maken.
28 (383)
Wanneer de dames zijn gaan slapen, zetten Levin en
Svijazjski het gesprek voort in de bibliotheek. Svijazjski vindt dat de boeren
ontwikkeling moet worden bijgebracht. Dat kan alleen met scholen. Levin is van
oordeel dat de arbeiders meer moeten worden betaald, dan zullen de scholen wel
volgen. Levin merkt dat iedere keer hij met Svijazjski tot een inzicht komt,
Svijazjski het gesprek een andere wending geeft. Alsof hij iets (een leegte?)
te verbergen heeft. In zijn bed kan Levin de slaap niet vatten: hij herkauwt
zijn gesprekken met Svijazjski. Hij vindt dat de bedrijven moeten worden
afgestemd op de hoedanigheden van de Russische arbeider, en die zijn specifiek!
Levin besluit zijn eigen bedrijfsvoering volledig te herzien en wel met ingang
van morgen. Daarom moet hij vervroegd naar huis!
29 (388)
Levin moet vaststellen dat de boeren geen tijd hebben
voor zijn hervormingen. Ze kunnen niet op de langere termijn denken, en ze
kunnen hun wantrouwen niet opzijschuiven: zij kunnen niet ‘geloven dat een landheer
iets anders zou kunnen wensen dan hen zoveel mogelijk uit te buiten’ (389). Zij
zijn ook tegen elke vorm van vernieuwing. Toch boekt Levin resultaten. Mede
door zijn bedrijf in verschillende afdelingen op te splitsen. Door onbeleefd te
zijn geweest jegens de Oblonski’s maar ook jegens Svijazsjki kan Levin naar
geen van beiden nog terug maar dat deert hem niet. Hij is helemaal benomen door
zijn studie van het landbouwvraagstuk.
[Tolstoj ventileert in dit en de vorige hoofdstukken
zijn visie op de landbouw. Deze theorieën vormen een vreemd lichaam in de
roman.
30 (392)
Levin hoopt op ‘een revolutie zonder bloedvergieten’
(393). Hij neemt zich voor aan zijn boek te werken en daarvoor ook een
studiereis naar het buitenland te maken, maar praktische beslommeringen houden
hem tegen. Agafja Michajlovna, zijn huishoudster maar ook vertrouwenspersoon,
zegt dat hij beter kan trouwen dan zich bezig te houden met de verbetering van
het lot van de boeren, die toch maar lui en onverantwoordelijk zijn.
31 (396)
Levin krijgt bezoek van zijn broer Nikolaj. Diens
slechte toestand overschaduwt alle mogelijke gespreksonderwerpen. Dat maakt de
hele ontmoeting tot een leugen. De aanwezigheid van Nikolaj doet Levin denken
aan de dood: ‘Ik werk, ik wil iets doen, maar ik was vergeten dat aan alles een
einde komt, dat er een dood is.’ (398)
32 (399)
Nikolaj zegt dat Levins plannen communisme zijn in een
andere verpakking. Ze maken ruzie. Bij het afscheid vraagt Nikolaj aan zijn
broer geen al te slechte herinnering aan hem te bewaren. ‘Dit waren de enige
oprecht gesproken woorden.’ (402) Levin vertrekt naar het buitenland en is heel
somber. Met de gedachte dat hij nog werk te doen heeft, verweert hij zich tegen
de gedachte aan de dood.