woensdag 12 september 2012

Anna Karenina 3

Derde deel

1 (273)
Sergej Ivanovitsj Kosnysjov is op bezoek bij zijn halfbroer Konstantin Levin. Beide houden er een andere mening over het landleven en het boerenvolk op na. Voor Sergej Ivanovitsj Kosnysjov zijn het land en de boeren een bron van rust, een weldaad in contrast met het verdorven stadsleven. Konstantin Levins houding is pragmatisch maar minder standvastig. Hij is de man van de concrete actie, zijn halfbroer van de theoretische bespiegeling. Sergej Ivanovitsj Kosnysjov wil wel het algemeen welzijn, maar hij wil het vooral met zijn verstand. Konstantin Levin werkt aan het welzijn van individuen, met zijn hart. Konstantin Levin is blij met het bezoek van zijn halfbroer, maar waar die vooral wil uitrusten, moet hij hard werken: het is oogsttijd!

2 (276)
Sergej Ivanovitsj Kosnysjov geniet van de schoonheid van de natuur, Konstantin Levin ziet overal enkel landbouwkundige problemen. Aan de schoonheid van de natuur moet je volgens hem geen woorden vuil maken.

3 (279)
Sergej Ivanovitsj probeert Konstantin Levin ervan te overtuigen dat hij zich opnieuw moet inzetten voor de Zemstvo, het landbouwcollectief. Konstantin Levin twijfelt aan het nut van medische zorg en onderwijs voor de boeren, maar moet toegeven dat hij zich enkel voor zijn persoonlijk welbevinden interesseert, dat hij zich te weinig inzet voor het algemeen welzijn, en dat zijn standpunt logisch inconsistent is. Hij zegt toch ook nog geen rechtbank nodig te hebben: ‘Ik zal nooit iemand de keel afsnijden’ – dat klinkt onheilspellend! Konstantin Levin gelooft dat het algemeen belang slechts vanuit het persoonlijk belang kan worden gediend. Sergej Ivanovitsj voert aan dat volken die het algemeen belang niet vooruithelpen niet ‘historisch’ en nog ‘feodaal’ zijn.

4 (285)
Konstantin Levin besluit om samen met de boeren te maaien ten einde zijn gedachten te verzetten. Sergej Ivanovitsj kijkt verbaasd op: het is niet gebruikelijk dat de heer zich verlaagt tot samenwerken met de boeren. Het werk valt Levin zwaar maar hij slaagt er toch in om gelijke tred te houden met de boeren. Wanneer hij niet denkt aan het werk, boekt hij de beste resultaten.

5 (289)
Na het ontbijt wordt er voortgemaaid. Dit hele, en het voorgaande, hoofdstuk is een loflied op de gelukkige, gedachtenloze arbeid. ‘Dit waren gelukkige momenten.’ (290) Levin eet met een oude man, raakt met hem aan de praat en voelt zich verwanter met hem dan met zijn eigen halfbroer. Het rendement van de arbeid blijkt veel hoger dan ‘in de tijd van de herendiensten’ (292).

6 (294)
Er is een brief voor Levin: Stepan Oblonski vraagt om naar Dolly te gaan om haar bij te staan. Levin suggereert om zenuwzieken een arbeidskuur voor te schrijven. Sergej Ivanovitsj wijst zijn broer erop dat de boeren toch niet graag hebben dat een heer met hen meewerkt. Konstantin Levin wuift deze vingerwijzing weg.

7 (297)
[Tolstoj noemt hier voor de afstand van Levins goed Pokrovskoje naar Jevgoesjovo, waar Dolly verblijft, vijftig kilometer, terwijl hij het in het vorige hoofdstuk nog over dertig had, ‘Misschien ook wel veertig’ (295).

Stepan Arkadjitsj Oblonski heeft het landgoed in Jevgoesjovo laten oplappen, maar, zoals van een overspelige echtgenoot kan worden verwacht, zonder al te veel praktische zin. Het leven op het platteland valt Dolly zwaar. Gelukkig helpt Matrjona Filimonovna orde op zaken te brengen.
[De personages Matvej en Matrjona Filimonovna duiken na 300 bladzijden nog eens op. Het is dan ook lastig om de kenmerken die hen op bladzijde 12 werden toegedicht te herinneren – wat Tolstoj wel lijkt te veronderstellen.

Dolly heeft veel zorgen: om het landgoed en om haar zes kinderen. Maar daardoor hoeft ze niet aan haar man te denken ‘die niet van haar hield’ (300). En af en toe zorgen de kinderen toch ook voor een moment van geluk.
8 (301)

Dolly trekt met haar kinderen ter communie. Zelf gelooft ze in ‘metempsychose’ (301), maar ‘in haar gezin kwam ze streng al haar kerkelijke plichten na’ (301). Er is een heel gedonder met kleren. De kinderen zijn braaf tijdens de mis, maar erna ontstaat er toch onenigheid. Het wordt goed opgelost. Dolly gaat met de kinderen zwemmen en praat daarna met enkele boerinnen.
9 (305)

Dolly krijgt bezoek van Levin, die zegt gestuurd te zijn door Stepan – wat meteen voor enig ongemak zorgt: Dolly vindt het vervelend dat haar man derden engageert om problemen op te lossen die hij zelf zou moeten aanpakken. Ze merkt hoe fijngevoelig Levin op deze situatie reageert en dat schept een band. Ook de kinderen vertrouwen Levin meteen: zijn vriendelijkheid is niet, zoals bij veel volwassenen, geveinsd. Dolly vertelt Levin dat Kitty van plan is te komen. Levin begint meteen over koeien. Hij ziet koeien als machines ‘voor de verwerking van voer tot melk en wat dies meer zij’ (308).
10 (308)

Dolly en Levin spreken dan toch over Kitty. Levin vertelt over Kitty’s afwijzing en voelt de hoop in zich opnieuw de kop opsteken. Dolly legt uit dat Kitty neen heeft gezegd omdat ze – doordat meisjes moeten aangezocht worden – niet de tijd had haar oordeel juist af te wegen. De ontmoeting eindigt in mineur. Levin is ontstemd, ook al omdat Dolly Frans praat met haar kinderen, die nochtans even kwaadaardig blijken te zijn als alle andere kinderen.

11 (312)

Wanneer de boeren op het landgoed van Levins zuster deels voor eigen rekening mogen werken, blijkt de opbrengst te verdubbelen. Maar er loopt iets fout met de verdeling van het hooi en Levin gaat de situatie ter plaatse (op twintig kilometer van Pokrovskoje) beoordelen. Levin wordt ontvangen door Parmenytsj. Levin corrigeert de verdeling en kijkt naar een jong koppel dat hooi oplaadt.

12 (315)
Levin is ingenomen door het uitbundige bucolische landleven: ‘Levin werd jaloers op deze mensen met hun uitbundige vrolijkheid en hij wilde deelhebben aan deze uiting van levensvreugde.’ (315-316) Hij benijdt deze mensen, die hem daarnet nog wilden bedriegen, omdat ze in hun werk hun bestaansvervulling vinden. Maar door zijn stand kan hij niets doen en hij blijft ‘depressief en weemoedig’ (316) en eenzaam achter. Hij voelt de aandrang afscheid te nemen van zijn ‘moeilijke, werkeloze, gekunstelde en eenzelvige leven’ en toe te treden tot het ‘werkzame, zuivere en sociale prachtleven’ (316) van de landarbeiders. Maar hoe? Een koets met daarin Kitty rijdt aan Levin voorbij. Levin ziet dat Kitty blij is hem te zien. Als bij toverslag zijn al zijn voornemens over een nieuw leven verdwenen. Levin beseft dat zij zijn enige toekomst is.

13 (319)
Hoewel Aleksej Aleksandrowitsj kwaad is op Anna, hebben haar tranen toch een gevoelige snaar in hem geraakt. Hij zegt haar dat hij haar de volgende dag zijn beslissing zal mededelen. Zelf voelt hij zich bevrijd, als iemand wiens kies getrokken is. ‘Zonder eer, zonder hart, zonder geloof, een verdorven vrouw!’ (320): zo denkt Aleksej Aleksandrowitsj over zijn echtgenote. En hij heeft het altijd al geweten! Hoe kan hij deze smet van zich afwissen? Voor een duel voelt hij zich te laf. Ook een scheiding kan niet want het is onmogelijk aan bewijsstukken te komen zonder statusverlies te lijden. Bovendien zou Anna hierdoor ongehinderd met Vronski kunnen gaan samenleven en zou daarmee haar grootste wens ingewilligd zien. Aleksej Aleksandrowitsj wil dat Anna wordt gestraft. Maar hoe? Dat kan alleen door de status-quo te eisen: het huwelijk moet blijven bestaan en Anna moet haar verhouding met Vronski verbreken. Deze oplossing heeft bovendien als voordeel dat hij in lijn ligt met de eisen van het geloof!

14 (325)
[De opmerking dat het onderscheid je/u in het Frans minder afstandelijk is dan in het Russisch heeft Tolstoj al een keer gemaakt.

Aleksej Aleksandrowitsj schrijft zijn vrouw een brief die voor haar ‘een gouden brug’ (326) moet vormen om naar hem terug te keren. In zijn werkkamer kijkt Anna hem vrank toe vanaf haar portret. In plaats van zich op een Frans boek over ‘Iguvinische inscripties’ te buigen, werkt Aleksej Aleksandrowitsj aan een uitermate bureaucratische wetsverbetering. Hij is tevreden over zichzelf en kan nu toch weer zonder vrees onder Anna’s portret in het boek lezen.
[Een grappig hoofdstuk!

15 (329)
Anna is blij dat ze tegenover haar man niet meer in de leugen moet leven, maar ze heeft niet tegen Vronski gezegd dat ze alles heeft gezegd aan haar man. Nu betreurt ze dat. Wat zal er met haar gebeuren? Ze is beschaamd en angstig. Ze durft niemand onder ogen te komen. Anna krijgt een oproep om croquet te spelen met een paar vriendinnen maar daar heeft ze uiteraard geen zin in. In het geloof kan ze geen redding vinden voor haar angsten. Maar haar zoontje is wel iets dat volledig losstaat van haar man en van Vronski. Misschien kan haar moederlijke zorg voor hem haar bevrijden. ‘In wat voor toestand ze ook zou komen, ze mocht haar zoon nooit in de steek laten.’ (332) Anna besluit te vluchten met Serjozja. Ze schrijft een brief aan haar man waarin ze hem haar besluit kenbaar maakt.

16 (334)
Anna ontvangt de brief van haar man. Dit is nog erger dan al wat ze zich had kunnen voorstellen! Ze betreurt ‘wat ze tegen haar man had gezegd en haar enige wens was dat die woorden niet gesproken zouden zijn’ (335). Ze beseft dat hij met wat hij schrijft een goed en grootmoedig christelijk mens is, maar ook dat niemand weet hoe hij haar de voorbije acht jaar heeft verstikt. (De toespeling op het seksuele blijft bedekt: ‘dat hij alles verstikte wat er in mij leefde, dat hij er zelfs niet één keer aan heeft gedacht dat ik een levende vrouw ben die liefde behoeft’ (335).) Anna kan niet aanvaarden wat haar man haar voorstelt (alles bij het oude en bijgevolg een leven in hyprocrisie) maar ze heeft ook niet de moed de banden te verbreken. Ze voelt in zich dat ‘alles in haar ziel zich verdubbelde’ (337). Alleen Vronski kan haar zeggen wat ze moet doen.

17 (337)
Anna gaat croquet spelen bij vorstin Tverskaja omdat ze hoopt daar Vronski te ontmoeten. De kringen van vorstin Betsy Tverskaja zijn vijandig aan die waarin Anna’s man Aleksej Aleksandrovitsj zich beweegt. In ‘de vertrouwde plechtstatige sfeer van ledigheid’ hoeft ze niet, zoals thuis, na te denken. Betsy spant met Anna samen en verschaft haar de gelegenheid om Vronski alsnog te lokken. Liza Merkalova aanbidt Anna: voor haar is Anna ‘een echte heldin uit een roman’ (341). Liza zit ook in een ingewikkelde relatie met haar aanbidder Kaloezjski, maar zij bekijkt het met een naïef positivisme in vergelijking waarmee Anna’s houding ‘tragisch’ (342) is.

18 (342)
Sappho Stolz arriveert met haar indrukwekkende (!) verschijning en haar twee aanbidders. Idem voor Liza Merkalova. Deze innemende dame beklaagt zich over het feit dat ze zich voortdurend verveelt. Hoe doet u dat, vraagt ze aan Anna, om zich niet te vervelen? Anna voelt zich opgenomen in dit gezelschap, maar ze moet naar haar afspraak met Vronski bij freule Vrede.

19 (346)
Vronski stelt orde op zaken in zijn gecompliceerde bestaan. Hij ‘begon het eerst met zijn geldzaken omdat dat het gemakkelijkste was’ (347). Hij deelt zijn schulden in categorieën in. Hij beschikt over een relatief klein bedrag omdat hij een groot deel van zijn vermogen bij diens huwelijk aan zijn broer heeft overgemaakt, zolang hij zelf niet zou trouwen – ‘wat er waarschijnlijk nooit van zou komen’ (348) – en omdat zijn moeder de geldkraan heeft dichtgedraaid omdat zij vond dat hij met zijn levensstijl ‘alle betere kringen blameerde’ (348). Vronski beseft dat hij wat hij aan Anna heeft beloofd niet meer kan terugdraaien en beslist zijn paarden te verkopen.

20 (349)
Vronski is gelukkig zolang hij zich aan zijn leefregels houdt, hoe onlogisch en verkeerd die op zich ook mogen zijn. Door zijn relatie met Anna heeft hij ontdekt dat zijn wetboek hiaten vertoont. Hij beklaagt zich nu dat hij tegen haar heeft gezegd dat ze bij hem moet komen. Daar heeft hij het geld niet voor en hij zou bovendien de dienst moeten verlaten. Maar daar is hij te ambitieus voor. Zijn verboden relatie met Anna heeft zijn eerzucht weliswaar een nieuwe glans gegeven, maar voor haar het leger verlaten, dat kan niet.

[351: vreemde overgang van derde persoon naar ik-vorm in een monologue intérieure.

21 (352)
Vronski wordt ontboden bij de regimentscommandant om er de pas gepromoveerde Serpoechovskoj te verwelkomen. Volgens Serpoechovskoj zal Vronski niet gelukkig zijn met zijn omwille van de liefde afgeremde ambities. Serpoechovskoj huldigt een aristocratische opvatting: de macht moet worden voorbehouden aan de rijken omdat zij onafhankelijk zijn. En hij vindt ook: ‘De vrouwen zijn het belangrijkste struikelblok voor de activiteit van de man. Het is moeilijk van een vrouw te houden en iets te presteren.’ (357) Serpoechovskoj houdt het dan ook bij zijn eigen vrouw. Als je die echt kent, zegt hij, ‘ken je alle vrouwen beter dan wanneer je er duizenden had gekend’ (357). En hij waarschuwt Vronski ook nog voor het materialistische karakter van alle vrouwen! Serpoechovskojs gebruik van opvallend veel Franse of uit het Frans afgeleide woorden zet zijn aristocratische gezindheid in de verf.

22 (358)
Zelfgenoegzaam trekt Vronski naar het rendez-vous met Anna. Hij voelt zich perfect gelukkig. Maar het wordt geen vrolijk treffen. Anna vertelt Vronski dat ze haar man op de hoogte heeft gebracht, maar ze vertelt er nog niet bij wat diens reactie was. Ze hoopt dat Vronski haar zal zeggen dat ze samen moeten vluchten. Ze zou ertoe bereid zijn. Maar Vronski, die denkt dat een duel onvermijdelijk is geworden, ontgoochelt haar door het eens te zijn met de reactie van Aleksej Aleksandrovitsj: het is beter dat alles bij het oude blijft als zij haar zoon niet mee mag nemen indien zij haar man zou verlaten.

23 (363)
Aleksej Aleksandrovitsj duwt op de vergadering van de 2 juni-commissie zijn voorstel door. Door zijn succes vergeet hij Anna af te halen, die in Petersburg is aangekomen. Uiteindelijk zoekt zij hem op in zijn werkkamer. Zo retorisch begaafd hij net nog de vergadering toesprak, zo stuntelig spreekt hij nu tot haar. Aleksej Aleksandrovitsj herhaalt zijn standpunt: hij negeert Anna’s bekentenis en Anna moet voortaan de rol spelen van eerbare vrouw en in elk geval zijn eer niet schaden.

24 (366)
Na zijn nacht op de hooimijt beseft Levin dat het landbouwbedrijf met ongemotiveerde arbeiders en een heer die alles moet beredderen fundamenteel verkeerd in elkaar zit: de arbeiders zijn uit op zo weinig mogelijk inspanningen leveren voor hun geld. Levin is ook ontevreden omdat hij niet kan maar ook niet wil ingaan op het aanbod van Dolly om Kitty een tweede huwelijksaanzoek te doen: hoe zou hij moeten aanvaarden dat ze hem pas als tweede keus ziet? Levin ontvlucht beide problemen en trekt op snippenjacht naar zijn vriend Svijazjski.

25 (370)
Op weg naar Svijazjski houdt Levin halt bij een florerend boerenbedrijf. Iedereen werkt er voor eigen rekening en hij ziet er ook een mooie vrouw.

26 (373)
Svijazsjki zou graag hebben dat Levin met zijn mooie schoonzusje Nastja trouwde, maar Levin voelt zich niet aangesproken. Svijazsjki is een liberale anti-aristocraat. Toch leidt hij een conservatief en traditioneel Russisch bestaan. Hij is zeer ontwikkeld en eerlijk. Nu Levin zich zo ontevreden voelt, zou hij maar wat graag doordringen tot het geheim van Svijazsjki’s gelukkige bestaan. Het vraagstuk hoe het landbouwleven optimaal te organiseren, is van zeer groot belang voor een land dat zich volop in een transitieperiode bevindt. Bij het eten voelt Levin zich gehinderd om een gesprek hierover te beginnen doordat het schoonzusje te diep gedecolleteerd tegenover hem zit. Hij staat op om te gaan luisteren naar het gesprek dat Svijazjski voert met een landheer die eruitziet alsof hij nog een voorstander is van het lijfeigenschap.

27 (377)
De landheer, Michail Petrovitsj, maakt zijn beklag over de boeren die zich overgeven aan ‘dronkenschap en losbandigheid’ (377-378). Hij is duidelijk: ‘De emancipatie heeft Rusland geruïneerd.’ (379) Vooruitgang is er alleen als deze door het gezag wordt opgelegd. Nu is het peil van de landbouw gezakt. Levin is geneigd Michail Petrovitsj, die duidelijk weet waarover hij spreekt, gelijk te geven. Bovendien blijkt dat Svijazsjki, die modern denkt, ook verlies lijdt – ondanks alle pogingen tot rationalisering. De gesprekspartners hebben maar een gebrekkige kennis van de arbeidstheorieën die op dat ogenblik in Europa opgeld maken.

28 (383)
Wanneer de dames zijn gaan slapen, zetten Levin en Svijazjski het gesprek voort in de bibliotheek. Svijazjski vindt dat de boeren ontwikkeling moet worden bijgebracht. Dat kan alleen met scholen. Levin is van oordeel dat de arbeiders meer moeten worden betaald, dan zullen de scholen wel volgen. Levin merkt dat iedere keer hij met Svijazjski tot een inzicht komt, Svijazjski het gesprek een andere wending geeft. Alsof hij iets (een leegte?) te verbergen heeft. In zijn bed kan Levin de slaap niet vatten: hij herkauwt zijn gesprekken met Svijazjski. Hij vindt dat de bedrijven moeten worden afgestemd op de hoedanigheden van de Russische arbeider, en die zijn specifiek! Levin besluit zijn eigen bedrijfsvoering volledig te herzien en wel met ingang van morgen. Daarom moet hij vervroegd naar huis!

29 (388)
Levin moet vaststellen dat de boeren geen tijd hebben voor zijn hervormingen. Ze kunnen niet op de langere termijn denken, en ze kunnen hun wantrouwen niet opzijschuiven: zij kunnen niet ‘geloven dat een landheer iets anders zou kunnen wensen dan hen zoveel mogelijk uit te buiten’ (389). Zij zijn ook tegen elke vorm van vernieuwing. Toch boekt Levin resultaten. Mede door zijn bedrijf in verschillende afdelingen op te splitsen. Door onbeleefd te zijn geweest jegens de Oblonski’s maar ook jegens Svijazsjki kan Levin naar geen van beiden nog terug maar dat deert hem niet. Hij is helemaal benomen door zijn studie van het landbouwvraagstuk.

[Tolstoj ventileert in dit en de vorige hoofdstukken zijn visie op de landbouw. Deze theorieën vormen een vreemd lichaam in de roman.
30 (392)

Levin hoopt op ‘een revolutie zonder bloedvergieten’ (393). Hij neemt zich voor aan zijn boek te werken en daarvoor ook een studiereis naar het buitenland te maken, maar praktische beslommeringen houden hem tegen. Agafja Michajlovna, zijn huishoudster maar ook vertrouwenspersoon, zegt dat hij beter kan trouwen dan zich bezig te houden met de verbetering van het lot van de boeren, die toch maar lui en onverantwoordelijk zijn.

31 (396)
Levin krijgt bezoek van zijn broer Nikolaj. Diens slechte toestand overschaduwt alle mogelijke gespreksonderwerpen. Dat maakt de hele ontmoeting tot een leugen. De aanwezigheid van Nikolaj doet Levin denken aan de dood: ‘Ik werk, ik wil iets doen, maar ik was vergeten dat aan alles een einde komt, dat er een dood is.’ (398)

32 (399)
Nikolaj zegt dat Levins plannen communisme zijn in een andere verpakking. Ze maken ruzie. Bij het afscheid vraagt Nikolaj aan zijn broer geen al te slechte herinnering aan hem te bewaren. ‘Dit waren de enige oprecht gesproken woorden.’ (402) Levin vertrekt naar het buitenland en is heel somber. Met de gedachte dat hij nog werk te doen heeft, verweert hij zich tegen de gedachte aan de dood.