Ik herinner me nog hoe bijzonder het was voor de eerste keer
een zwarte in Brugge te zien en het was niet Zwarte Piet. Dat moet ergens eind
de jaren zestig geweest zijn. Vele jaren later stapte er een zwarte man door mijn
straat. Wat heeft die híer te zoeken, herinner ik mij dat wij toen luidop
dachten – zéér racistisch, dat was toen nog geen misdrijf. Maar ja, wij woonden
in een randgemeente van een provinciestad, en in die randgemeente ook nog eens
aan de rand. Als je de soep mixt, worden de brokken in de hoeken van de pot ook
maar op het laatst vermalen. Aziaten kennen we in Brugge al tamelijk lang door
het toerisme. Maar het relatief dichtbije kon tot diep in de jaren zeventig behoorlijk
vreemd blijven. Ik herinner mij de Engelse voetbalsupporters die – toen nog
uitermate gedisciplineerd – meereisden met Ipswich voor een match tegen Club
Brugge, dat was in 1975. Dat was geen ander ‘ras’ natuurlijk, maar wel een
ander ‘volk’ en ik herinner mij nog levendig de indrukwekkende ervaring van het
zoveel ‘vreemde’ mensen bij elkaar te
hebben gezien. Blauw en wit waren hun kleuren. Van enkele jaren daarvoor
herinner ik mij dat mijn speelkameraad L.C. met de jeugdreeksen van het
landelijke Cercle Oedelem moest, of mocht, spelen tegen jeugdploegen die
speciaal om kennis te maken met het continentale voetbal uit Engeland hierheen
waren gereisd. Er hing een aura van vreemdheid en excellentie omheen dat nu
niet meer denkbaar is. De Engelse jeugdploegen overigens verpletterden alles
wat ze op hun weg tegenkwamen: miniemen, kadetten én junioren van Cercle
Oedelem. Het leken wel Hunnen.
Nu is het anders. De samenleving is gemengd, de soep wordt smeuïg
en romig. De ‘vreemden’ zijn steeds minder vreemd en ze beginnen zich zelfs thuis
te voelen in de melting pot – en dat
is maar goed ook, laat daar geen misverstand over ontstaan! Het autochtone
afficheert zichzelf – behalve in die enge extreem-nationalistische kringen (en die
vertegenwoordigen, zoals de recentste peilingen het ons leren, bijna de helft
van de Vlamingen) – steeds minder nadrukkelijk als dé norm, dus wordt bij de allochtonen
de noodzaak om zichzelf onzichtbaar te maken steeds minder urgent. Laat ons
hopen dat deze evolutie zich kan doorzetten. En zo kan het gebeuren dat je – ik
geef maar een paar voorbeelden – in een parkje op Sint-Kruis een oudere
oosterse vrouw ziet staan die, muziekinstallatie op halve kracht op de zitbank voor
haar, vroeg in de ochtend van die trage gymnastiekuitoefeningen uitvoert –
gymnastiekuitoefeningen die eigenlijk meer een religieuze oefening of
concentratie zijn dan gymnastiek. Of het kan gebeuren dat er, zoals gisteren
toen ik in De Eenhoorn aan de Ezelstraat met A. stond te emmeren over de
teloorgang van de leescultuur, op het trottoir voor het etalageraam een
Vietnamees een fiets voor zich uitduwt met torenhoog op elkaar gestapeld een
enorme hoeveelheid lege fruitkratten: een tafereel dat je enkel kent van
documentaires die in Kinshasa of Shangai zijn gedraaid. Maar neen dus, dit is
Brugge. Waarbij je moet beseffen dat ze dit in Brussel, en zeker in bepaalde
wijken aldaar, al vele jaren gewoon zijn en er niet meer, zoals ik hier dus nu
doe, van opkijken.