De waarneming is een raar ding. Je ziet soms iets wat zich
niet dáár maar enkel hier, tussen je oren, bevindt. Een gelaat in een wolk, de
contouren van een vrouw in een zachtglooiend landschap, en in alles wat min of
meer rechtopstaat een knoert van een fallus. De scène in een van de
Kuifje-verhalen is beroemd: de op drank beluste kapitein Haddock ziet professor
Zonnebloem als fles en moet manu militari belet worden hem te ontkurken. De Brugse
Halletoren overigens, maar dat – pun
intended – geheel en al terzijde, helt, zo vind ik toch, vervaarlijk naar
een zijkant over. Ik beeld me in: elk jaar wat meer. Maar ik zal me vergissen.
Misschien kijk ik het alsmaar schever aan. We zullen zien, zei de blinde.