1 (137)
Kitty Sjtsjerbatski
is ziek en wordt onderzocht door een beroemde dokter die graag
naakte jonge meisjes betast en vindt dat het schaamtegevoel dat ze daarbij ondervinden
onnatuurlijk is.
[Tolstoj bespot de geneeskunde.
Er wordt een drinkkuur met water voorgeschreven, en
Kitty mag met haar moeder ook naar het buitenland om andere lucht te scheppen.
Vooral de moeder is daar blij mee.
2 (140)
Dolly komt zich vergewissen van Kitty’s toestand. Maar
ze heeft het vooral over zichzelf. De situatie in haar huwelijk is na de
verzoening met Stepan niet veel verbeterd: de kiem van de argwaan heeft zich geworteld.
Vorst en vorstin Sjtsjerbatski bespreken met Dolly het gedrag van
Vronski, door wiens toedoen Kitty er nu zo slecht aan toe lijkt. Als het van de
vorst zou hebben afgehangen, zou hij Vronski hebben uitgedaagd. Dolly probeert
te bemiddelen. Ze vertelt haar moeder dat Kitty wel eerst het aanzoek van Levin
heeft afgeslagen en dat ze dat niet zou hebben gedaan indien Vronski haar niet
het hoofd op hol zou hebben doen slaan.
3 (144)
Kitty laat zich niet troosten door Dolly. Ze gaat in de
tegenaanval en verwijt Dolly dat ze is teruggegaan naar een man die haar
bedrogen heeft. Kitty trekt bij Dolly in om haar zieke kinderen te helpen
verzorgen. Maar zelf wordt ze niet beter ‘en met de grote vasten vertrokken de
Sjtsjerbatski’s naar het buitenland’ (147).
4 (147)
Anna Karenina is in drie kringen van de Peterburgse high society thuis. De eerste kring van
ambtelijke collega’s van haar man, die onder meer door gravin Lidija Ivanovna
wordt geanimeerd, interesseert haar niet. Ook de tweede kring, van ‘oude,
lelijke, deugdzame en vrome vrouwen en verstandige, geleerde, eerzuchtige
mannen’ (148), mijdt ze. In de derde kring, rond vorstin Betsy Tverskaja en met
banden met het hof, vertoeft ze, zeker na haar uitstap naar Moskou, wél graag.
Hier is het dat de mondaine bals worden georganiseerd en waar ook Vronski zich
ophoudt.
Vorstin Betsy en Vronski ontmoeten elkaar in de
schouwburg. Betsy weet wat Vronski bezighoudt. Hij hoeft zich niet te schamen
dat hij achter een getrouwde vrouw aanzit. Een jong en vrij meisje
achtervolgen: dat zou pas oneerbaar zijn!
5 (150)
Vronski vertelt Betsy over zijn poging om de ambtenaar
negende klasse Venden te verzoenen met twee officieren die zijn echtgenote
hebben beledigd.
[Tolstoj
drijft de spot met de mode: vorstin Betsy moet haar kleren zodanig schikken dat
het lijkt dat ze volledig naakt is wanneer ze zich over de schouwburgbalustrade
buigt. En ze verlaat de schouwburg zonder het eind van het stuk af te wachten!
Vronski trekt naar de Franse schouwburg waar hij de
regimentscommandant moet informeren over zijn verzoeningspogingen. Bij de zaak
zijn Petritski en vorst Kedrov betrokken.
[Dit hoofdstuk
is niet goed uitgebalanceerd: Tolstoj vertelt hetzelfde voorval tweemaal.
6 (154)
Vorstin Betsy
ontvangt: onder meer vorstin Mjagkaja, de ambassadeursvrouw en de attaché. Ze
begeven zich allen aan de small talk.
Een goed onderwerp vinden blijkt niet makkelijk. Het aanhouden als er een is
gevonden, is nog moeilijker. Kwaadsprekerij is nog het gemakkelijkst. Er wordt
ook over Anna Karenina geroddeld. Een van haar vriendinnen zegt dat ze sinds
haar uitstap naar Moskou een schaduw met zich meedraagt en voorspelt: ‘voor
vrouwen met een schaduw loopt het meestal slecht af’ (157).
7 (159)
Nadat Vronski
zijn opwachting heeft gemaakt bij gravin Betsy komt ook Anna aan. Ze vertelt
dat ze bij gravin Lidija sir John, een missionaris, heeft ontmoet.
[Kan het zijn
dat Tolstoj de vergelijking ‘zoals het licht van een lamp waar de wind in is
geslagen’ (159) al eens eerder heeft gebruikt?
Er wordt over
een koppel gepraat dat ‘uit liefde’ zou trouwen. Vronski drijft er de spot mee.
Hij is voor verstandshuwelijken. Maar die komen wel in gevaar als ‘hartstocht
om de hoek komt kijken’ (160). Dan vraagt Anna, die met betrekking tot het
onderwerp liefde en hartstocht de kerk in het midden houdt, aan Vronski of hij
weet dat Kitty Sjtsjerbatskaja ernstig ziek is. Zij spreekt hem aan op zijn
ongepast gedrag, maar Vronski gaat in de tegenaanval en brengt haar in
verlegenheid. ‘Hij zag dat ze datgene zei waartoe ze zichzelf dwong en niet dat
wat ze wilde.’ (162) Het is duidelijk dat Anna verliefd is op Vronski.
Iedereen, behalve Anna’s man, ziet het koppel konkelfoezen. En wanneer Aleksej
Alekandrovitsj vraagt of Anna mee naar huis gaat, zegt ze dat ze blijft
souperen.
8 (164)
Aleksej
Alekandrovitsj vindt dat hij iets aan zijn vrouw moet zeggen over het feit dat
ze zo uitgebreid met Vronski heeft zitten praten. Niet dat hij het zelf
ongepast had gevonden maar hij had gezien dat de anderen dat wel deden. Hoe dan
ook: hij moet onder ogen zien dat zijn vrouw iemand anders graag ziet, en die
gedachte vervult hem met ontzetting. Die mogelijkheid is het leven zelf, tot
nog toe bevond hij zich op een brug over het leven heen. Die brug was het
kunstmatige leven waarmee hij zich altijd bezighield. Maar wat moet hij doen?
Moet hij het vertrouwen in zijn vrouw opzeggen? Jaloezie is zo vernederend. Het
is voor de eerste keer dat hij empathie voelt, dat hij beseft dat zijn vrouw
een eigen leven heeft. Maar dan heeft ze ook een eigen geweten. Aleksej
Alekandrovitsj beseft: ‘Door in onze ziel te graven, graven we vaak datgene op
dat daar onopgemerkt wilde blijven’ (170). Hij beseft echter ook dat hij Anna
op haar geweten zal moeten aanspreken. Hij bereidt in zijn hoofd zijn toespraak
voor en laat de gewrichten van zijn vingers knakken – ‘hoewel hij voldaan was
over zijn toespraak, was hij doodsbang voor het komende onderhoud…’ (168)
9 (168)
Aleksej
Alekandrovitsj spreekt zijn vrouw toe, maar Anna heeft haar ziel afgesloten.
‘Hij voelde zich nu zoals een man voelt die thuisgekomen, zijn huis gesloten
vindt.’ (169) Anna speelt de vermoorde onschuld en Aleksej Alekandrovitsj zegt
iets helemaal anders dan hij heeft voorbereid. Ze gaan onverzoend slapen en
wanneer Aleksej Alekandrovitsj begint te snurken, denkt Anna alweer ‘aan die
andere’ (171).
10 (171)
Vanaf dit
gesprek, of beter, vanaf Anna’s weigering om tot een gesprek te komen, is alles
anders. ‘Uiterlijk was alles hetzelfde gebleven maar innerlijk was hun
verhouding volkomen veranderd. Aleksej Alekandrovitsj die in staatszaken zo
krachtig was, voelde zich hier krachteloos.’ (171) Het echte gesprek ten gronde
blijkt nu onmogelijk te zijn geworden.
11 (172)
[Tolstoj maakt
hier een opvallende sprong en laat een hele – seksueel getinte – episode onvermeld.
De liefde
tussen Vronski en Anna heeft zich veruitwendigd (geëxpliciteerd?, voltrokken?).
Wat ze allebei heel hevig hebben verlangd, blijkt nu een misdaad waarover ze
zich moeten schamen. Vronski is als een moordenaar. Hij heeft nu een lijk, hij
moet het enkel nog in stukken scheuren en verbergen. Anna is het slachtoffer.
Ze schaamt zich maar weet niet bij wie anders dan Vronski ze vergiffenis moet
vragen en ze werpt zich aan zijn voeten. Ze heeft geen woorden voor wat er is
gebeurd en wat dat in haar heeft aangericht. Ze duwt het van zich af. Maar ’s
nachts droomt ze dat zowel Aleksej Alekandrovitsj als Vronski haar man zijn.
Deze droom is een nachtmerrie.
12 (174)
Levin beseft dat hij zijn schaamte, vanwege de
afwijzing door Kitty, binnen luttele tijd zal vergeten zijn. Maar deze schaamte
blijft lang hangen. Gewetensvol speurt Levin, ook al weet hij dat hem geen
schuld treft, naar fouten die hij mogelijk heeft gemaakt. Toch raakt zijjn
schaamte op den duur ook ondergesneeuwd onder de ‘gebeurtenissen van het
landleven’ (175). De nieuwe lente geeft Levin nieuwe levenslust. Hij overhaalt
zijn zieke broer Nikolaj om naar het buitenland te gaan, schrijft een
landbouwkundig tractaat en filosofeert met zijn huishoudster Agafja
Michajlovna.
[Tolstoj geeft hier wel een zeer uitvoerige,
bucolische beschrijving van de doorbrekende lente!
13 (177)
Levin moet zich boos maken op zijn opzichter omdat
allerlei dringende zaken nog niet zijn uitgevoerd. Ook deze opzichter heeft die
typisch Russische gelatenheid waaraan Levin zich altijd zo ergert: ‘Dat is allemaal
goed en wel als god het wil.’ (180) Uit de gesprekjes die Levin met zijn
landarbeiders voert, kunnen we opmaken dat ze allemaal heel tevreden zijn dat
ze voor hem mogen werken.
14 (183)
Levin krijgt bezoek van Stepan. Hij hoopt iets over
Kitty te zullen vernemen. Ze praten over vanalles maar niet over Kitty. Ze eten
copieus en vertrekken op snippenjacht. Stepan benijdt Levin om zijn
klaarblijkelijk gelukkige bestaan. ‘”Misschien komt dat wel omdat ik blij ben
met wat ik heb en niet treur over wat ik niet heb,” zei Levin, die aan Kitty
dacht.’ (187)
15 (187)
Levin en Stepan trekken op snippenjacht. Uiteindelijk
komt het onderwerp Kitty ter sprake. Levin verneemt dat ze ziek is. Het lijkt
hem niet echt te raken.
[Een bijzonder zwak geschreven hoofdstuk. Tolstoj
creëert – ongewild? – spanning maar het is niet meer dan bucolische
beschrijfkunst. Zo bucolisch dat het potsierlijk wordt. De sterren krijgen
mythologische namen en de hond Laska kan denken.
16 (191)
Levin informeert naar Kitty’s ziekte. Wanneer Stepan
over Vronski begint, brengt Levin het gesprek over de verkoop van een stuk bos
door Stepan. Hij vindt dat Stepan te goedkoop heeft verkocht. Rjabinin is
volgens hem een speculant, die onder een hoedje speelt met de andere opkopers.
Levin begroet Rjabinin dan ook niet vriendelijk. Hij is verbolgen wanneer hij
merkt dat Rjabinin nog wil afdingen op de prijs.
[Efficiënte tekening van de koopman: onrespectvol ten
aanzien van de icoon; alle voorwerpen (snippen of boeken) zijn voor hem gelijk,
ze vertegenwoordigen slechts hun waarde.
17 (195)
Levin begint te wankelen nu hij heeft gehoord dat
Kitty dan toch niet is getrouwd. Maar zijn ergernis hierover vertaalt hij in
een ergernis omwille van de slechte verkoop die Stepan heeft afgesloten. Hij
ziet daarin een voorbeeld van de door hem – ook al is hij het opheffen van de
klasseverschillen genegen – betreurde verarming van de adel. Stepan noemt hem
om die reden een ‘reactionair’. Levin maakt onderscheid tussen aristocratie die
haar rijkdom rechtmatig verkrijgt en een profiterende aristocratenklasse
waartoe, volgens hem, ook Vronski behoort. Uiteindelijk verklapt hij aan Stepan
dat hij door Kitty is afgewezen.
[Tolstoj vervlecht hier kunstig een politieke
bespiegeling met zijn liefdesplot.
18 (199)
In zijn regiment geniet Vronski aanzien. Hoewel hij er
kies over zwijgt, weet de hele stad van zijn relatie met Anna. Iedereen is
jaloers maar verheugt zich tegelijkertijd al over het schandaal dat er zit aan
te komen. ‘Ze waren reeds bezig het slijk te verzamelen waar ze haar doorheen
konden sleuren wanneer de tijd er rijp voor was.’ (200) Bij Vronski’s broer en
moeder valt zijn affaire ook niet in de smaak. Zijn moeder is boos omdat
Vronski een bevordering heeft geweigerd om in zijn regiment te kunnen blijven en
zo Anna te kunnen blijven ontmoeten. Ook had ze liever gezien dat de liaison
van haar zoon van het werelds-aanvaarde soort was en niet ‘een of andere
wanhopige Werther-hartstocht’ (200). Gelukkig heeft Vronski naast zijn passie
voor Anna ook nog een passie voor paarden, om stoom af te laten.
19 (201)
Vronski probeert in de eetzaal van het regiment
contact met andere officieren te vermijden. Hij denkt liever aan zijn volgende
ontmoeting met Anna. Een dikke en een dunne officier, niet bij name genoemd,
vangen bot bij hem. Ritmeester Jasjvin wordt wel te woord gestaan. Hij is
Vronski’s beste vriend, met hem zou Vronski wel over zijn liefde kunnen praten.
Maar nu hebben ze het over hoe het zit met de kansen voor de aanstaande rennen.
20 (204)
Vronski en Jasjvin trekken naar Vronski’s woning, waar
ook Petritski is. Petritski, die een kater heeft, wil het meteen weer op een
drinken zetten maar Vronski moet weg. Zogezegd naar Brjanski, maar zijn
vrienden weten wel beter. Petritski overhandigt Vronski nog de brieven van zijn
moeder en broer. Vronski besteedt er nauwelijks aandacht aan.
[Een onheilspellend detail: Vronski’s vroege
kaalhoofdigheid.
21 (207)
Vronski bezoekt samen met zijn Engelse stalmeester
zijn nerveuze koerspaard Froe-Froe. Dat het zo nerveus is, ervaart de lezer als
onheilspellend. De nervositeit van het paard zet zich over op Vronski.
[Tolstoj besteedt wel erg uitdrukkelijk aandacht aan
het Engelse paardensportjargon.
In zijn koets leest hij de brieven van zijn broer en
moeder. Waar bemoeien ze zich eigenlijk mee?, vraagt hij zich af. En hij beseft
ook dat ze gelijk hebben: de leugenachtigheid waarin hij door zijn affaire is
verzeild geraakt, moet dringend stoppen.
22 (211)
Vronski loopt onverwacht bij Anna aan. Het verlangen
is te sterk, het doet hem onvoorzichtig zijn.
[De bedekte termen waarmee Tolstoj naar seksualiteit
verwijst: ‘Hij kon aan niets anders denken dan dat hij haar nu niet slechts in
zijn verbeelding maar in levenden lijve, helemaal, zoals ze werkelijk was, zou
zien.’ (212)
Vronski gaat ervan uit dat ze alleen is, maar dan
herinnert hij zich haar zoon Serjozja, ‘met zijn vragende en, naar het hem
voorkwam, vijandige blik’ (212). Deze vijandigheid versterkt nog het onbehagen
dat Vronski al voelt bij zijn relatie met Anna. ‘Deze jongen met zijn naïeve
kijk op het leven was het kompas dat hen de mate van hun afwijking liet zien
van datgene wat ze wisten maar niet wilden weten.’ (213)
[Tolstoj laat ons even mee-denken met Anna’s zoontje.
Vronski laat Anna schrikken. Anna was zich net zorgen
aan het maken over haar verhouding en speelt – onheilspellend – ‘met een
afgerukt blad’ (215). Ze vertelt Vronski dat ze zwanger is. Vronski beseft dat
er een einde moet komen ‘aan die leugen waarin we leven’ (215). Anna is echter
niet van plan haar man te verlaten. Hij weet van niets, denkt ze, maar daarin
vergist ze zich natuurlijk.
23 (216)
Vronski vindt dat Anna bij haar man weg moet. Anna
weet dat dit onmogelijk is. Ze zegt: vanwege de maatregelen die haar man zal
nemen, maar ze voelt dat het omwille van haar zoon is. Dat argument durft ze
echter ten aanzien van Vronski niet uit te spelen – omdat zij zijn jaloezie
vreest omdat hij haar liefde met Serjozja zou moeten delen? Serjozja komt
thuis. Anna maant Vronski aan naar de paardenrennen te vertrekken. Ze maken
rendez-vous voor de volgende nacht.
24 (219)
Vronski moet zich haasten: eerst naar Brjanski en
vervolgens naar de paardenrennen. Het ontgaat niemand dat hij er laat
arriveert. Hij wordt ondervraagd door zijn broer Aleksandr. Vronski vraagt hem
zich niet met zijn zaken te bemoeien. Aleksandr overhandigt hem een brief van
hun moeder. Vronski loopt dan Stepan tegen het lijf. Ze spreken af voor de
volgende dag in de regimentsmess. De ruiters maken zich klaar voor de race. We maken
kennis met de voornaamste rivalen van Vronski.
25 (224)
Na een beschrijving van het parcours krijgen we een
verslag van het verloop van de race. Alles verloopt goed tot Vronski een fout
maakt en de rug van Froe-Froe breekt: ‘nog heel lang daarna stond de
herinnering aan deze race als de pijnlijkste herinnering van zijn leven in zijn
ziel gegrift’ (229).
26 (229)
Aleksej Aleksandrovitsj gedraagt zich iets koeler
tegenover Anna. Maar hij komt niet meer terug op het gesprek over vermoedens en
vertrouwen. Hij verstopt zich achter zijn werk en lijkt te denken: ‘Dat heb je
er nu van! Laat maar branden!’ Maar onwillekeurig begint hij zich nu ook
tegenover zijn zoon afstandelijk en ironisch te gedragen. Zijn
huwelijksproblemen verdringt hij – en hij zou het niet verdragen indien iemand
ernaar zou informeren. Ook gravin Lidija, die anders ook de zomer in Peterhof
doorbrengt, gaat het contact met Anna uit de weg. Zij stoort zich aan ‘het
ongepaste van Anna’s al te intieme omgang met Betsy en Vronski’ (231).
De dag van de paardenrennen krijgt Aleksej
Aleksandrovitsj bezoek van de dokter. Die schrijft hem voor zich zo weinig
mogelijk zorgen te maken! Op het bordes ontmoet de dokter, die naamloos blijft,
zaakgelastigde Sljoedin. Hij vergelijkt de gezondheidstoestand van Aleksej Aleksandrovitsj
met een gespannen snaar: die zijn gemakkelijk te breken.
Na de dokter ontvangt Aleksej Aleksandrovitsj ook nog
een – eveneens niet bij name genoemde – Chinareiziger, een adelsmaarschalk en
een zaakgelastigde. Hij legt het zo aan dat deze laatste hem naar Anna
vergezelt.
27 (234)
Anna begroet haar man met de intussen gebruikelijke
leugenachtigheid en ironie. Serjozja ziet in zijn vader een vreemde van wie hij
schrik heeft. Beide echtelieden nemen afscheid van elkaar op een pijnlijk
ironisch-formele manier. Er wordt gezegd dat Anna zich deze scène met schaamte
zal herinneren.
28 (236)
Anna en Betsy zitten op de VIP-tribune van de renbaan.
Anna houdt de beide mannen rond wie haar leven cirkelt in de gaten. Anna verwijt
haar man dat hij alleen maar in succes geïnteresseerd is. Ze vindt al zijn
bewegingkjes verachtelijk. Ondertussen is ze bezorgd om Vronski. Ze overdenkt
haar situatie: ‘Ik ben een slechte vrouw, een verloren vrouw’ (238). En ze
neemt het haar man kwalijk dat hij om redenen van fatsoen niet ingrijpt en de
leugenachtigheid verkiest boven de uit eer gestelde daad: ‘Laat hij mij
vermoorden, laat hij Vronski vermoorden, ik zou hem respecteren.’ (238)
Ondertussen spreekt Aleksej Aleksandrovitsj, om niet
aan zijn vrouw en Vronski te moeten denken, met een officier over het belang
van sport.
[Tolstoj geeft hier in een dialoog zijn mening over
sport weer.
De ren waaraan Vronski deelneemt gaat van start.
Aleksej Aleksandrovitsj observeert Anna, die Vronski volgt. Aan haar blik kan
hij zien wat er in de race gebeurt.
[Dit lijkt wel een andere race dan deze die in
hoofdstuk 25 werd beschreven. Er valt zelfs een dode en de helft van de ruiters
bereikt de aankomst niet.
De keizer, die dus ook aanwezig is, al werd dit tot
hiertoe niet vermeld, is misnoegd. Het lijkt wel een Romeins circus.
29 (240)
Anna reageert panisch op Vronski’s val. Aleksej
Aleksandrovitsj moet haar tot drie keer toe zijn arm aanbieden vooraleer zij
met hem meegaat. Maar haar gedachten zijn natuurlijk bij Vronski. Aleksej Aleksandrovitsj
zegt haar dat ze zich onbehoorlijk gedraagt. Hij hoopt nog dat ze alles zal
ontkennen, maar dat doet ze niet: ze flapt het eruit, dat ze Vronski graag ziet
en dat ze hem, Aleksej, haat. Aleksej Aleksandrovitsj blijft zich als een heer
gedragen bij het afscheid maar zegt tot Anna dat hij de gepaste maatregelen zal
nemen. Wanneer hij weg is, verneemt Anna dat Vronski ongedeerd maar ‘wanhopig’
(244) is.
30 (244)
In ‘de kleine Duitse badplaats’ (244) waar de
Sjtsjerbatski’s zijn neergestreken, heerst dezelfde maatschappelijke pikorde
die ‘aan elk lid een vaste onveranderlijke plaats toekent’ (244). Er zijn veel
buitenlanders maar de Sjtsjerbatski’s hebben toch vooral contact met een
Moskouse dame, Marja Jevgengevna Rtisjtsjeva, en haar dochter, en met een
Moskouse kolonel. Kitty is vooral geïnteresseerd in wie ze niet kent, onder
meer Madame Stahl, die wordt begeleid door een meisje, mademoiselle Varenka, onaantrekkelijk voor mannen maar niet voor
Kitty! Voor Nikolaj Levin en Marja Nikolajevna, die ook in de badstad opduiken,
heeft Kitty enkel negatieve gevoelens over (al vond ze hen aanvankelijk, voor
ze wist wie zij waren, aantrekkelijk genoeg om rond hun personen een roman te
bedenken).
31 (247)
Kitty wacht op een gelegenheid om Varenka aan te spreken.
Wanneer Varenka ook Nikolaj Levin en zijn vrouw onder haar hoede neemt, dringt
Kitty er bij haar moeder op aan dat ze de nodige bruggen zou slaan die in een
met formaliteiten geregelde microkosmos als hier wenselijk zijn om contact te
leggen. De kennismaking wordt voltrokken.
32 (250)
De voorgeschiedenis van Madame Stahl en Varenka.
Varenka werd als het kind van een hofkok zonder dat Madame Stahl het wist in de
wieg van het gestorven kind van Madame Stahl gelegd. Madame Stahl vernam dit
pas veel later maar bleef toch voor Varenka zorgen. Varenka komt musiceren bij
de Sjtsjerbatski’s. Zij blijft onbewogen bij het succes dat ze daar oogst. Een
bepaald lied wil ze niet zingen: er hangt een verdrietige herinnering aan een gemankeerde
romance aan vast. Kitty vervloekt de man die Varenka verdriet heeft gedaan en
stelt dat als zij een man zou zijn, niets haar zou verhinderen om voluit van
Varenka te houden! Kitty stelt Varenka vragen maar eigenlijk heeft zij het over
zichzelf, over het feit dat zij door Vronski is afgewezen. Varenka stelt voor
de liefde te relativeren. Er zijn dingen die belangrijker zijn. Zij laat Kitty
in verwarring achter door niet te zeggen wat dan wel belangrijker is.
33 (255)
Door haar kennismaking met Madame Stahl maakt Kitty
kennis met een heel nieuwe, hogere, geestelijke wereld. Zij leert een religie
kennen die uit verheven gedachten bestaat in plaats van de rituelen en
gebruiken die zij altijd heeft gekend. Toch zijn er aan Madame Stahl een paar
vreemde trekjes die Kitty verontrusten. Varenka daarentegen is in haar ogen
volmaakt en leert haar ‘dat je slechts door jezelf te verloochenen en van
anderen te houden een evenwichtig, gelukkig en goed mens kon worden’ (256). Kitty
begint hiernaar te leven. Haar moeder waarschuwt haar voor overdrijving. Alvast
Anna Pavlovna Petrov is niet opgezet met de uitgebreide zorgen die Kitty aan
haar zieke echtgenoot besteedt.
34 (259)
Vorst en vorstin Sjtsjerbatski staan lijnrecht tegenover
elkaar inzake hun houding ten aanzien van Europa: de vorstin probeert de
Europese adel te imiteren, de vorst is russofiel. Hij verheugt zich over de
verbeterde gezondheidstoestand van Kitty maar maakt zich zorgen over de
veranderingen die zich in haar hebben voltrokken. Hij vertelt zijn dochter dat
Madame Stahl een ánder leven leidde vooraleer ze zich bij de ‘piëtisten’
aansloot. Piëtisten danken God voor alles, ook voor tegenslag – en zo dankte
Madame Stahl God ook toen haar man overleed met wie ze ‘als kat en hond’ (261)
leefde. De vorst demystificeert het beeld dat Kitty van Madame Stahl heeft.
[Een bijzonder warrig geschreven hoofdstuk. Tolstoj
noemt hier opeens de Duitse badstad, die hij nog niet met name had genoemd: het
gaat om ‘Soden’ (260). En in de scène waarin Kitty en haar vader Madame Stahl
ontmoeten, is Varenka eerst niet en dan plots toch wel aanwezig…
35 (264)
De vorst brengt vrolijkheid in het gezelschap. Kittty
kan daar niet van genieten want ze maakt zich zorgen over het verleden van
Madame Stahl en de desavouering van haar diensten door de vrouw van de
kunstschilder Petrov. Varenka maakt haar duidelijk dat Petrov een beetje te
veel in haar geïnteresseerd was. Kitty ziet in dat al haar weldaden ‘gehuichel’
zijn.
Het kuurseizoen is voorbij. De Sjtsjerbatski’s keren
terug naar Rusland. Varenka belooft Kitty daar te zullen bezoeken, maar alleen
als ze trouwt. Kitty is genezen en veranderd. ‘Ze was niet zo zorgeloos en
vrolijk meer als vroeger maar ze was rustig. Haar verdriet in Moskou was een
herinnering geworden.’ (269)