Bakvissen hebben vervelende graten. Ze zijn vaak mooi en ze
weten het. Ze imiteren de seksuele semantiek van de volwassene maar anticiperen
en reageren met de intelligentie en gevoeligheid van het kind. Ze zijn
hysterisch, schuchter en cassant. Ze giechelen meestal te luidruchtig en een
enkele keer ontwapenend. Ze zetten alles in op uiterlijk vertoon maar waag het
niet ze te bekijken. Het zijn lege dozen maar ze zetten wel de maat. Ze spelen
Lolita, bitch en altijd toneel. Ze fleuren het straatbeeld op maar besmeuren de
ziel van einzelgängers, al dan niet gelukkig getrouwd. De enigen die zich door
hen mogen laten versieren, zijn hun vaders. Van moederinstinct hebben ze nog
geen kaas gegeten en elkaar beschouwen ze, met de onvoorspelbare wisseling die
eigen is aan een huik die naar de wind wordt gehangen, als hartsvriendin en
aartsrivale. Bakvissen roddelen en intrigeren. Ze spelen ukulele voor de
televisie en hebben een hoog Boon-gehalte. Ze bijten zelden en glippen door de mazen van het net waarmee wij
onze leefwereld in kaart proberen te brengen. Ze scholen samen en zijn stuk voor
stuk eenzaam.