Wat J. er aantrof, is nu weg, en doordat het weg is, is er veel voor in de plaats kunnen komen. De vorige bewoners hadden blijkbaar geen weet van het landschap achter de haag en de talloze struiken en rotspartijen en kriskras door elkaar aangelegde bloemperken in hun tuin – of als ze er al weet van hadden, dan hechtten ze er geen belang aan. Dat is overigens een typisch Vlaamse verhouding met het landschap. Doordat er zo weinig van is, ontwikkelen ‘de mensen’ er geen band mee, of hooguit een afwijzende, pragmatische, louter utilitaire band. Van de weldaad voor de geest die een weids uitzicht toch is, hebben zij geen benul. J. dus wel, vandaar dat hij al het overtollige heeft verwijderd en nu, amper een jaar nadat hij zich hier heeft gevestigd, zijn blik met enkele kilometers heeft verruimd. Wat een verademing! Wat een verrijking van die tuin!