Ik was opgeroepen om op de Dienst Bevolking mijn nieuwe
identiteitskaart af te halen (die de vorige, nog maar net nieuw overigens, die
in mijn kwijtgespeelde brieventas stak, moest vervangen) maar ik was niet de
enige en dus moest ik een nummertje ‘trekken’ en plaatsnemen op de stoelen voor
het kantoor. Ik zat er eerst naast een Japanse toerist die in zijn iPhone zat
te schreeuwen, tot mevrouw X. (ik ken haar naam niet) in de rij voor de mijne
ook kwam zitten wachten. Ik ging naast haar zitten: om aan de Jap te ontkomen
maar ook voor een babbel.
De laatste maanden dat ik in het appartement 4b woonde,
woonde mevrouw X. daar ook. Ze was erg vriendelijk, een beetje eenzaam ook, had
ik de indruk. Als we elkaar zagen, wisselden we altijd net iets meer uit dan
die obligate begroeting. Maar dit keer kwam ik meer aan de weet. Ik had haar
vorige week zien verhuizen.
Ze had zich twintig jaar geleden ingeschreven op de
wachtlijst om in het Begijnhof te gaan wonen. En nu is ze eindelijk aan de
beurt. Ze is nu 76 jaar oud, nog wel kranig en gezond, maar het is toch niets
te vroeg. ‘Ik kreeg twee dagen om te beslissen. Het was nu of nooit. Hoe graag
ik ook op het appartement woonde en hoezeer ik ook tegen alweer een verhuizing
opzag, ik heb mijn kans gegrepen. En nu ben ik al heel blij dat ik het gedaan
heb. Ik heb altijd genoten van het uitzicht op het park aan de overzijde van onze
straat, maar daar heb ik mijn eigen tuintje. En natuurlijk het uitzicht op de
populieren van de Begijnhof-binnentuin.’ Ik vraag haar wat ze zoal doet. Ze
vertelt dat ze wandelt in een wandelclub, en dat ze anders altijd alles te voet
doet. Of met de bus, bijvoorbeeld als ze naar Oostkamp moet, waar haar zus in
een instelling woont. Ze verzorgt haar zus. Die lijdt al meer dan een kwarteeuw
aan MS. Het is al die tijd redelijk goed gegaan, maar nu is ze sinds een paar
jaar volledig verlamd. Mevrouw X. gaat er elke dag naartoe. Ze komt uit een
gezin met acht kinderen (of waren het er dertien, ik luisterde even niet goed
toen er opnieuw een nummer werd afgeroepen – het was bijna mijn beurt). Ze had
goede ouders, haar moeder werd 99 jaar, haar vader 80. Ze woonden in Moere, bij
Gistel, alle kinderen dicht bij elkaar. Een hecht gezin. Mevrouw X. is, denk
ik, nooit getrouwd. Heeft ook nooit kinderen gekregen, vermoed ik dan. Ze zou
het anders zeker al hebben gezegd. Ik durf het niet te vragen.
Een nummer wordt afgeroepen: het mijne. Ik neem afscheid van
mevrouw X. Ik vraag mij af of ik haar nog ooit te zien zal krijgen. Ik kom
nooit in het Begijnhof, en ook nooit in Oostkamp. Misschien zie ik haar nog
eens op straat voorbijwandelen.