Natalia Ginzburg, Italiaanse
levens, 357
zaterdag 1 september 2012
driekleur 104
De man was lang en mooi, met zwart krulhaar, een groot,
bruin gezicht en een grote, ernstige mond. Hij droeg een zwarte bril en een
heel kreukelig pak van blauwe stof. De vrouw was klein, niet mooi, met een
klein, olijfkleurig gezichtje, zwart haar dat boven op haar hoofd samengebonden
was, een lange, smalle neus, groene ogen met dikke wenkbrauwen, afhangende
schouders en brede heupen. Ze droeg een spijkerrok en een erg verschoten blauw
truitje. Ze waren vrienden en kenden elkaar al jaren. Eens, in hun jeugd, waren
ze geliefden geweest en woonden ze samen. Nu waren ze alleen nog maar vrienden.
Het meisje was de dochter van de vrouw en heette Angelica. Ze was lang en had
vuurrood haar dat los op haar schouders hing en met een lok voor een van haar
ogen, zodat je maar één kastanjegeel oog te zien kreeg, en ze had veel
sproeten.