Wanneer de auto niet binnen stond, kon er in de garage worden
gepingpongd. We hadden immers een opvouwbare pingpongtafel. Maar bij windstil
zomerweer was het toch leuker tafeltennissen op het tuinterras achter de
keuken.
Aan de muur in de garage hing, naast de schommelplank die, om de
vergankelijkheid voor te blijven, altijd na gebruik diende te worden
binnengehaald, een vogelpikschijf waarop ik in uren van ledigheid menig
gevederd pijltje afvuurde. Schommel en dartsschijf waren trouwens attributen in
een zelf uitgevonden tuinspel dat ik een paar keer met mijn zomervriend Luc
Claeysier heb gespeeld. We hingen de schijf op aan de achterkant van het
tuinhuisje, en dan werd er vanaf het hoogste punt dat met de schommelplank kon
worden bereikt naar gemikt met de pijltjes die we afvurensklaar in het
schommeltouw hadden geprikt. De laatste pijl gooiden we dan in de vlucht, nadat
we onszelf van de schommel hadden gelanceerd en uiteraard voordat we op de
grond tussen schommel en tuinhuisje landden.
Terug naar de garage. In de grote diepvriesbak bewaarde mijn
moeder de keurig in porties verdeelde en in plastic zakjes verpakte kwart koe
die zij op gezette tijden insloeg. Dat vergde altijd een hele organisatie van
een voormiddag of zelfs een hele dag lang verdelen, afwegen, inpakken,
labelen... Na gebruik spoelde moeder, met het oog op hergebruik, de
diepvrieszakjes uit en hing ze binnenstebuiten gekeerd aan de kraan te drogen.
Op de plaats waar de diepvriesbak stond, werd vroeger steenkool
opgeslagen. Na de vervanging van de steenkoolkachel door een mazoutkachel werd
het mazoutreservoir (‘de tank’) naast het achtertuinterras geplaatst, op een
dubbel muurtje dat in het verlengde lag van de rechterzijmuur van het huis. Op
een doorzichtige verticale slang, die samen met de tank communicerende vaten
vormde, kon je het peil in de tank aflezen.
In de garage onderging ik mijn lijfstraffen. Deze werden in ons
gezin toegediend met behulp van een houten lepel. Mijn moeder executeerde het
verdict. Ik denk niet dat ze echt doorsloeg, maar de strafuitvoering was toch
in die mate pijnlijk dat ik me toch nog altijd zeker één sessie billenkoek van
zowat een halve eeuw geleden levendig herinner. Ik weet eigenlijk niet of er
meer dan één sessie is geweest. Maar ik realiseer me wel, nu ik Judas van Amos Oz lees, dat dat slaan
een van de weinige aanrakingen was in ons gezin. In het gezin waarin Smoeël
opgroeide, was de vader de executeur: ‘In hun gezin raakten ze elkaar heel
weinig aan. Soms kreeg hij een striemende klap in zijn gezicht van zijn vader,
en heel af en toe legde zijn moeder heel even haar koele vingers op zijn
voorhoofd. Misschien wilde ze alleen weten of hij koorts had.’10
In de garage stond – uiteraard – de auto geparkeerd. Toen ik in
Jeroen Brouwers’ schrijverszelfmoordboek11 las dat Stig Dagerman
zich van het leven had beroofd door in zijn garage een over de uitlaatpijp
geschoven tuinslang tot in de auto te leiden waarin hij zelf had plaatsgenomen
en waarvan hij de motor had laten draaien, verbeeldde ik die scène om de een of
andere reden altijd in de garage van mijn ouderlijk huis.
10 Amoz Oz, Judas, 163
11 Jeroen Brouwers, De laatste deur
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2