Er werd altijd aan de keukentafel gegeten. Behalve op zondagavond
en bij speciale gelegenheden, dan vonden de maaltijden in de woonkamer plaats.
Om één uur 's middags en zeven uur 's avonds at het gezin gezamenlijk. Het
ontbijt nuttigde iedereen apart. Mijn vader at 's ochtend niets. Hij dronk een
kop koffie en rookte een Gauloise zonder filter om zijn stoelgang op gang te
brengen en dat was dat. Op dat uur van de dag was het enige toilet van het huis
een no go-zone.
De keuken was zeker niet ruim. Ik moest me tot bij mijn plaats
wringen, zeker nadat moeder in de hoek tussen tafel en muur een verstelbare
tuinzetel had geplaatst waarin ze graag na de afwas, wanneer iedereen opnieuw
het huis uit was, een uiltje mocht knappen. Tijdens de maaltijden zat ze het
dichtst bij het fornuis. Tegenover haar hadden mijn broer en zus hun plaatsen. Vader
zat rechts van moeder, aan het hoofd van de tafel, zoals het een gezinshoofd
past. Hij zat het dichtst bij de radio, tegenover mij.
‘Gezinshoofd’. Dat is een woord dat, denk ik, nu niet vaak meer
gebruikt wordt.
Tijdens de maaltijden werd geen woord gezegd. Dat mocht niet want
vader luisterde naar het middagnieuws en het avondnieuws. Altijd in het Frans
want de huiszender was de RTB, ofte 'Brussel-Frans'.
Mijn vader zat het dichtst bij de kelder. Daar stond op een van de
schappen de mosterd. Dan zei mijn vader: 'Haal eens de mosterd.' Hij richtte
zich tot mij. Ik wurmde me tussen de stoelen van mijn broer en zus en de met
oranje bloemmotief beklede tuinzetel door, en moest dan ook nog eens achter hem
om. Op een dag vertikte ik het om voor mijn vader de mosterd te halen. Ik had
eindelijk begrepen dat zijn vraag onredelijk was: waarom kon hij niet zélf
rechtstaan? Ik zei Ik doe het niet.
En dat was dat.
Na deze dienstweigering is het tussen ons nooit meer goed gekomen.
Twee jaar later was mijn vader weg. Dan bleef ik alleen met moeder achter
aangezien mijn broer en zus al geruime tijd zoveel mogelijk andere oorden opzochten.
Mijn moeder bleef trouw warm eten klaarmaken. Ik kwam 's middags thuis van
school en dan aten we samen. Hoewel we niet meer naar het radionieuws hoefden
te luisteren, bleven we zwijgen. We lazen, ons opengeslagen boek naast of
achter ons bord. Ik vond het toen vanzelfsprekend, dat wij niet spraken en
tijdens het eten een boek lazen.
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2