maandag 23 maart 2020

LVO 138



Ik laat hier nog één keer, in gedachten, de deelnemers aan mijn 24 uren van Le Mans door de vingers gaan: ik voel hun omvang, hun textuur, en hoe ze bollen. Ik herinner mij welk kleur ze hadden, en ook de speciale voorkeur die ik voor sommige had: de Lamborghini Miura (of Muira – ik zoek het niet op want dit gedeeltelijke vergeten is nu eenmaal, als voorgeborchte van de totale vergetelheid waarin alles gedoemd is te verdwijnen, een van de thema's van deze memoires), de Ferrari P3, de Fiat Abarth. Die favorieten moeten af en toe een duwtje extra hebben gekregen, een paar blokjes verder vooruit zijn geschoven dan waarop ze op grond van de dobbelsteenworp aanspraak konden maken, want ze eindigden opvallend vaak als winnaar. Un coup de dés n'abolira jamais le hasard.

Zo won de Ford GT40, die ik op grond van een historische zege van de Belgische autocoureur – dat heette toen nog zo – met de wonderlijk bij zijn beroep passende naam Jacky Ickx een geprivilegieerde status toekende, drie van de vier woonkamertafeledities van mijn 24 heures du Mans.

Ja, vier waren het er slechts – en toch schreef ik: 'één keer per jaar'. Maar zo gaat het met de kindertijd: het lijkt een eeuwigheid, maar het is in een zucht voorbij en achteraf blijken zaken die je in gedachten met die hele periode laat samenvallen uiteindelijk daarin slechts een heel beperkte plaats te hebben ingenomen. Het is altijd vreemd te moeten beseffen dat bepaalde gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze zich tot een snoer van zich herhalende herinneringen aaneenregen, alles bij elkaar maar twee of drie keer hebben plaatsgevonden. Die ene herinnering aan een avond dat La Milanese langskwam en je nog, ondanks het gevorderde uur, een ijsje kreeg, met daarbij een lepeltje waarvan je de steel, voorstellende een wegwijzer die naar Amsterdam of Parijs of naar een nog veel verderaf gelegen stad wees, op een van de spaken van de wielen van je fiets kon vastmaken (doordat er op de keerzijde van dat plastic wegwijzertje twee greepjes waren die samen een klemmetje vormden dat net breed genoeg was om over een spaak te schuiven)... – die ene avond doet je nu zeggen dat je op zomeravonden een ijsje kreeg, enzovoort, terwijl het zich – en dát is ontnuchterend – hooguit twee en misschien zelfs maar één keer heeft voorgedaan, want zelfs van die herhaling ben je al niet meer zeker. (En straks begin je te twijfelen aan die ene keer.)



(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2