Ik laat hier nog één keer, in gedachten, de deelnemers aan mijn 24
uren van Le Mans door de vingers gaan: ik voel hun omvang, hun textuur, en hoe
ze bollen. Ik herinner mij welk kleur ze hadden, en ook de speciale voorkeur
die ik voor sommige had: de Lamborghini Miura (of Muira – ik zoek het niet op
want dit gedeeltelijke vergeten is nu eenmaal, als voorgeborchte van de totale
vergetelheid waarin alles gedoemd is te verdwijnen, een van de thema's van deze
memoires), de Ferrari P3, de Fiat Abarth. Die favorieten moeten af en toe een
duwtje extra hebben gekregen, een paar blokjes verder vooruit zijn geschoven
dan waarop ze op grond van de dobbelsteenworp aanspraak konden maken, want ze
eindigden opvallend vaak als winnaar. Un
coup de dés n'abolira jamais le hasard.
Zo won de Ford GT40, die ik op grond van een historische zege van
de Belgische autocoureur – dat heette toen nog zo – met de wonderlijk bij zijn
beroep passende naam Jacky Ickx een geprivilegieerde status toekende, drie van
de vier woonkamertafeledities van mijn 24
heures du Mans.
Ja, vier waren het er slechts – en toch schreef ik: 'één keer per
jaar'. Maar zo gaat het met de kindertijd: het lijkt een eeuwigheid, maar het
is in een zucht voorbij en achteraf blijken zaken die je in gedachten met die
hele periode laat samenvallen uiteindelijk daarin slechts een heel beperkte
plaats te hebben ingenomen. Het is altijd vreemd te moeten beseffen dat
bepaalde gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze zich tot een snoer van zich herhalende
herinneringen aaneenregen, alles bij elkaar maar twee of drie keer hebben plaatsgevonden.
Die ene herinnering aan een avond dat La Milanese langskwam en je nog, ondanks
het gevorderde uur, een ijsje kreeg, met daarbij een lepeltje waarvan je de
steel, voorstellende een wegwijzer die naar Amsterdam of Parijs of naar een nog
veel verderaf gelegen stad wees, op een van de spaken van de wielen van je
fiets kon vastmaken (doordat er op de keerzijde van dat plastic wegwijzertje
twee greepjes waren die samen een klemmetje vormden dat net breed genoeg was om
over een spaak te schuiven)... – die ene avond doet je nu zeggen dat je op
zomeravonden een ijsje kreeg, enzovoort, terwijl het zich – en dát is
ontnuchterend – hooguit twee en misschien zelfs maar één keer heeft voorgedaan,
want zelfs van die herhaling ben je al niet meer zeker. (En straks begin je te
twijfelen aan die ene keer.)
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2