Het meest tot mijn verbeelding spraken de televisiebeelden die mij
vanuit Le Mans bereikten. Ze waren zeer schaars maar hadden uiteraard precies
daardoor een hoge waarde. Als het een beetje meezat, zag je wel eens een bolide
zwart-wit door het beeld scheuren, maar de meeste informatie werd toch vooral
met woorden aangeleverd. De sterke verhalen over de eerste koersuren, de
kritieke fase van de invallende duisternis, de nacht, en hoe uiteindelijk de
piloten, doodvermoeid, het krieken van de dag aan flarden scheurden tussen
enkele duizenden toeschouwers die allicht met een neut te veel op in hun
tentjes waren gekropen en daar voorlopig nog niet uitkwamen. Het
slijpschijflawaai van de hoge toerentallen draaiende motoren had zich op den
duur verdicht tot een luidruchtig wiegelied, de doppleriaanse regelmaat had
zich een sussende, anesthesiërende werking aangemeten die ook de hardnekkigste
autofanaat de slaap had ingejaagd. Tegen een uur of tien kropen de fans dan uit
hun kampeertentjes. Dan lagen de posities van de coureurs min of meer vast en waren
de tijdsverschillen onoverbrugbaar geworden. Enkel pech of een laat accident kon
de kaarten nog door elkaar schudden.
De verslaggever evoceerde tijdens de reportage van negen uur de
belangrijkste koersfeiten en -wendingen. Daarvoor stonden mijn broer en ik speciaal
vroeg op, we hadden er zelfs onze wekker voor gezet (wat we anders nooit deden
op zondagen). Daarbij moest ik altijd mijn verbeelding aan het werk zetten –
zeker ook omdat de commentaar in het Frans werd gegeven.
Het strafste verhaal dat ik mij herinner was dat van een Zwitserse
piloot die in de vroege ochtend verongelukt was. Ik ken zijn naam niet meer,
maar herinner mij wel nog, van een foto die op het scherm werd getoond, dat hij
een zwart ringbaardje droeg. Zijn auto was met een zeer hoge snelheid van het
rechte stuk van de Hunaudières afgeschoven, tegen een obstakel aangeknald en in
duizend stukken uit elkaar gespat. Naar de man zelf, of naar wat van hem
overbleef, hadden de hulpdiensten en koerscommissarissen meer dan een uur
moeten zoeken. Ze vonden het stuur, een schoen, de helm met het hoofd in, zo
beeld ik mij in. Uiteindelijk werd de romp in de kruin van een van de bomen
langs het parcours aangetroffen, de levenloze ledematen leken zich vast te
klampen aan een tak.
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2