dinsdag 17 maart 2020

LVO 132



In Het complot tegen Amerika beschrijft Philip Roth de spanningen die zich, als gevolg van externe politieke ontwikkelingen, voordoen in het ouderlijk huis waar het kind opgroeit dat dezelfde naam als de auteur draagt. De vader is in dat gezin de belangrijkste figuur: als drager van macht en autoriteit beslist hij wat er gebeurt en de andere gezinsleden hebben zich daar naar te schikken. De moeder zorgt voor het invullen van de praktische omstandigheden die nodig zijn om in het gezin de continuïteit te verzekeren. Haar rol is veeleer dienend en discreet, maar daarom niet minder belangrijk.

Na een van de conflicten kiest de op dat moment nog geen tienjarige Philip de vlucht: 'Omdat ik het schouwspel van mijn vaders machteloosheid en mijn moeders angst niet langer verdragen kon, deed ik de voordeur van het slot en rende ik de voortrap af naar de straat...' Dat de vader wordt omschreven als machteloos, herken ik. Dat was precies wat ik zelf had ervaren die keer dat míjn vader daar in de keuken stond met zijn geschonden gelaat. Niet dat ik hem eerder bewust had gezien als drager van de macht in huis – het was gewoon vanzelfsprekend dat ik hem te gehoorzamen had en dat ik zijn oordeel en wellicht zelfs nog meer zijn onverschilligheid moest vrezen, wat ik dan ook deed. Maar doordat hij daar zo koketterend met zijn kwetsbaarheid stond, zichzelf uitleverend aan het mededogen en misprijzen van zijn huisgenoten, ook van mij, op dat ogenblik een zestienjarige snotaap, viel de hele constructie in elkaar. Zijn machteloosheid, zo maakte het dramatische tafereel mij duidelijk, wees wel degelijk op een gebrek aan gezag. Of juister: op een gebrek aan fundering voor dat gezag.

Het citaat van Roth maakt mij nog iets anders duidelijk. Roth heeft het ook over de moeder. Hij heeft het over haar 'angst'. Dat is iets waar ik zelf nooit eerder bij had stilgestaan in verband met het ecce homo-tafereel onder het uurwerk in de keuken: mijn moeder was daar ook bij. Mijn herinnering concentreerde zich tot nu toe op hoe ik mijn vader zag staan. Mijn moeder was altijd buiten mijn herinneringsbeeld gebleven. Roth doet mij de vraag stellen: hoe voelde zij zich op dat moment? Wat ging er door háár heen? Angst? Wanhoop? Een diep verdriet?

Nu, nu ik er voor het eerst, door dat citaat van Roth, echt over nadenk, over hoe mijn moeder dat ogenblik, die situatie, ervaren heeft, voel ik behalve mededogen voor haar toch ook iets als afkeuring in mij opkomen. Waarom reageerde ze niet? Waarom nam ze geen standpunt in? Waarom riep ze mijn vader niet toe dat hij zich niet zo moest aanstellen? Waarom koos ze niet nadrukkelijker mijn kant? Want door daar zelf – 'om de lieve vrede te bewaren' – geluidloos in de rand van het dramatische tafereel te blijven staan, veroordeelde ze niet alleen mijn vader en zichzelf, maar ook mij tot een onontkoombare eenzaamheid.

Wat er ook van zij: die scène in de keuken was cruciaal. Dat ene moment in de tijd kantelde alles – en zo bekeken, wordt het opeens relevant dat de keukenklok in het herinneringsbeeld zo duidelijk aanwezig is boven mijn vaders gehavende hoofd: het tijdstip is belangrijk. Niet het uur van die particuliere dag, maar dat ene, precieze, ondeelbare ogenblik waarop zich in mijn leven een beslissende wending voltrok. Iets essentieels veranderde voorgoed. Er was voortaan een voor en een na.

Wat verderop in Roths roman staat een zin die goed aangeeft wat dat dan mag geweest zijn, dat essentiële: ‘Voor het ogenblik waren onze levens intact, onze huishoudens op orde, en was de troostrijke werking van de vaste rituelen bijna sterk genoeg om een kind in de waan te laten van een eeuwigdurend, onbedreigd vreedzaam heden.’13


13 Philip Roth, Het complot tegen Amerika, 246


(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2