wolkenfragmenten uit Herman Melville, Moby Dick
3602
Maar hoog boven het vliegend zwerk
en somber voortjagende wolken dreef een klein eiland van zonlicht,
waarvan een engelengelaat uitstraalde; en dit lichtende gelaat wierp een
heldere plek vol schittering op het slingerende scheepsdek, zoiets als die
zilveren plaat die nu is ingevoegd in de dekplank van de Victory, waar Nelson
viel. ‘O, edel schip,’ scheen de engel te zeggen, ‘vecht door, vecht door, gij
edel schip, en onderwerp u aan uw geharde roer; want zie! de zon breekt door,
de wolken drijven heen – helderst azuur is voorhanden.’ (72)
3603
(…) de stuurlieden
waren voor vrijwel alle voorbereidingen voor de walvisvangst die toezicht
behoefden volledig bekwaam, zodat er weinig of niets was, behalve zichzelf,
waarover Achab zich nu al druk of opgewonden moest maken; en waarmee hij, voor
dat korte ogenblik, de wolken kon verdrijven die, laag op laag, boven
zijn voorhoofd waren opgestapeld, zoals altijd alle wolken de hoogste
pieken kiezen om zich omheen op te stapelen. (160-161)
3604
Het was een bewolkte,
drukkende namiddag; de zeelieden hingen lui op de dekken rond of tuurden
wezenloos uit over de loodkleurige zee. (259)
3605
Zo zaten we almaar te weven en te
weven, toen ik van een zo vreemd geluid opschrok, een langgerekt, en van klank
wild en onaards geluid, dat de spoel der vrije wil uit mijn handen viel, en ik
naar de wolken bleef staren waaruit die stem als een wiekslag neersloeg. (260)
3606
De dansende branding die door het
gejaagde wild werd opgezweept, werd nu meer en meer zichtbaar, tengevolge van
de toenemende duisternis der vale wolkenschaduwen die op de zee geworpen
werden. (270)
3607
Intussen werden de voortjagende wolken,
het zwerk en de mist donkerder van de schaduwen van de nacht; er was geen teken
van het schip te bekennen. (271-272)
3608
Van dat schip stijgt de damp der
folteringen van de kokende walvis op als de rook boven een dorp van smidsen; en
aan loefzij komt een zware wolk op met de belofte van stormen en regen,
en schijnt de bedrijvigheid van de opgewonden zeelieden nog te verhaasten. (320)
3609
En als je je in vervoering laat
meeslepen door je onderwerp kun je niet anders dan ook in de sterrenhemelen
grote walvissen opsporen, en sloepen in achtervolging daarvan, zoals de
oosterse volkeren, wanneer zij lange tijd vervuld waren van gedachten aan
oorlog, in gevecht verwikkelde legers zagen tussen de wolken. (323)
3610
Onder de onbewolkte en zacht
azuren hemel, op het blanke oppervlak van de kalme zee, gedragen door de
plezierige briesjes, drijft die grote dode massa voort en voort, tot hij
verloren gaat in eindeloze verten.
(360)
3611
De lucht ziet er als gevernist uit,
wolken zijn er niet, de horizon zweeft, en deze naaktheid van
ononderbroken schittering is als de ondraaglijke glans van Gods troon. (559)
3612
En zo ontmoet de zeeman ook op deze
luisterrijke Japanse zeeën de verschrikkelijkste aller stormen, de taifoen. Die
kan soms losbarsten uit die wolkeloze lucht als een ontploffende bom
boven een versufte en doodse stad.
(562)
3613
Tegen dat spookachtige licht leek
de geweldige gitzwarte neger, Daggoo, wel driemaal zijn gewone postuur te
krijgen en scheen hij de zwarte wolk zelf waaruit de donder was
neergeslagen. (565)
3614
De hoogste maatschijven zijn
gemaakt voor de wildste winden, en die schijf van mijn brein zeilt nu temidden
van de wolkenjacht. (569)
3615
Op ’t laatst bleef hij ervoor
stilstaan en zoals aan een reeds zwaar bewolkte lucht soms nieuwe wolkenhorden
kunnen overdrijven, zo gleed er nu over het gezicht van de ouwe zo’n dergelijke
extra versombering. (614)
3616
Een gemene wind die ongetwijfeld tevoren
door gevangenisgangen en cellen heeft gewaaid en door ziekenzalen, en die
luchtte, en nu hierheen komt waaien zo onschuldig als schapenwolkjes. (626)
3617
De zonderlingste levensraadsels
schijnen op te klaren; maar wolken schuiven ertussen – Is het eind van
mijn reis nabij? (630)