190313
(…) * In hoofdstuk VI komt Orlando, nu mevrouw
Orlando, voor het eerst in aanraking met boeken. Zij koopt een hele
boekenwinkel op. Zij wordt zich ook stilaan bewust van haar schrijfambitie.
Maar hoe moet zij de werkelijkheid vertalen in literatuur? Dat is ten enenmale
onmogelijk: je kunt onmogelijk álles vatten. ‘Het leven? De literatuur? Het ene
omzetten in het andere? Wat vreselijk moeilijk!’ Het is onmogelijk, en het is
al helemaal onmogelijk om je diepste gedachten te verwoorden. Niet alleen omdat
het niet kan maar vooral omdat het niet mag: ‘een buitengewoon onbehaaglijk
gevoel’ overvalt Orlando, omdat ‘je nooit of te nimmer mocht zeggen wat je
dacht’ – en al zeker niet als vrouw, in die tijd, in dat land. Kort daarop ziet
zij hoe het wél kan. Een onwillekeurige associatie overvalt haar: tussen een
speelgoedscheepje op de Serpentine en het schip waarop haar echtgenoot Bonthrop
op datzelfde ogenblik met gevaar voor eigen leven Kaap Hoorn rondt. Deze
associatie verlicht haar, maakt plots méér duidelijk dan een uitvoerig exposé
zou kunnen. Waar het op aankomt, beseft Orlando, zijn niet ‘de kritische
opstellen van een Nick Greene of een John Donne of de wetten op de achturige
werkdag of statuten of arbeidsovereenkomsten’, neen, zij beseft dat ‘het enige
waar het op aan komt iets nutteloos is, iets plotselings, iets hevigs; (…) een
glimp; een gloed; zoals die hyacinten daar (…) vrij van elke smet, elk
menselijk tekort, elke zorg voor de naaste, onafhankelijk; iets vermetels,
onbezonnens (…); waar het op aan komt – is een speelgoedscheepje op de
Serpentine, extase – extase is het enige waar het op aan komt.’ (260) Deze
passage doet me heel erg denken aan de ‘epifanie’, zoals onder meer James Joyce
die als literair procedé hanteert: een plotse gloed of glans over de dingen,
die tot inzicht leidt, en het is door die glans te beschrijven dat je het
inzicht kunt overbrengen. Ten andere, in De uren laat Michael Cunningham
Virginia Woolf min of meer hetzelfde beleven als James Joyce zijn alter ego in Stephen
Hero. Zij is op straat getuige van een maar half door haar opgevangen
gesprek tussen een man en een vrouw – en precies in die onvolledigheid duikt
het epifanische op (bij Cunningham wordt het niet geëxpliciteerd, Joyce doet
dat wél). Cunningham (161): ‘Ze passeert een paar, een man en een vrouw, jonger
dan zijzelf, die samen ontspannen wandelen en zich in de zachte,
citroenkleurige gloed van een straatlantaarn naar elkaar toe buigen en praten
(ze hoort de man zeggen: “zei mompel mompel mompel in die zaak, mompel mompel,
ahum, ja zeker”). Zowel de man als de vrouw draagt een modieuze hoed (…) en hij
zegt nu: ‘En daarom moet ik het jou vragen,’ waarna hij zijn stem laat dalen –
Virginia kan nu echt niets meer verstaan – en de vrouw slaakt een vrolijk
gilletje, toont heel even haar witte tanden, en de man lacht, stevig
voortstappend, waarbij hij vol vertrouwen de ene perfect gepoetste, bruine
schoenneus voor de andere zet. / Ik ben alleen, denkt Virginia, wanneer de man
en de vrouw verder de heuvel oplopen en zij hem afdaalt.’ Joyce (in Stephen
Hero, 188): ‘A young lady was standing on the steps of one of those stone
brick houses which seem the very incarnation of Irish paralysis. A young
gentleman was leaning on the rusty railings of the area. Stephen as he passed
on his quest heard the following fragment of colloquy out of which he received
an impression keen enough to afflict his sensitiveness very severely. // The
Young Lady – (drawling disceetly) … O, yes … I was … at the … cha … pel … / The
Young Gentleman – (inaudibly) … I … (again inaudibly) … I … / The Young Lady –
(softly) … O … but you’re … ver … ry … wick … ed … // This triviality made him
think of collecting many such moments together in a book of epiphanies. By an
epiphany he meant a sudden spiritual manifestation, whether in the vulgarity of
speech or of gesture or in a memorable phase of the mind itself. He believed
that it was for the man of letters to record these epiphanies with extreme
care, seeing that they themselves are the most delicate and evanescent of
moments.’ En inderdaad: ‘epifanie’
en ‘extase’ zijn vluchtig, moeten zorgvuldig en kunnen enkel met delicate pen
gevat worden. * (…) * (…) *