De beste straf is de straf die niet gegeven wordt. Dat leerde mij
mijn grootvader met het rodebessenincident in zijn tuin (LVO 24). Maar
je kunt ook slecht bestraffen. Een slechte straf is bijvoorbeeld een straf
waarbij de gestrafte zich later niet herinnert waarom hij werd bestraft. Zoiets
overkwam mij toen ik een jaar of zestien was – het was in elk geval ná het
voorval met de mosterd die ik, tegen de wil van mijn vader in, niet uit de
kelder wilde halen (LVO 126).
De keuken was het toneel van een paar incidenten in ons
gezinsleven. Niet toevallig de keuken, want daar was het dat wij elkaar, tijdens
de woordeloze maaltijden, het vaakst troffen. Zo ook die keer dat mijn vader
mij – ik moet een jaar of zestien zijn geweest – dat scheldwoord naar het hoofd
slingerde, dat altijd is blijven nazinderen: 'Crapuul'! Of het zal wel in zijn
taal zijn geweest:
Crapule!
Ik zie en – vooral – hóór het hem nog zeggen. Mijn moeder stond
naast hem. Zij ging er niet tegenin. Niet omdat ze het met hem eens was maar
wellicht omdat zij de lieve vrede wilde bewaren. Denk ik nu. Dat heeft zij
altijd willen doen: de lieve vrede bewaren.
Ik zat aan de keukentafel, op mijn plaats. Mijn vader, die net was
binnengekomen want hij had zijn mantel nog aan, stond achter zijn stoel, in de
deuropening naar de woonkamer, onder de klok waarop wij, aan tafel gezeten,
konden aflezen wanneer wij de stilte moesten laten beginnen die mijn vader eiste
om tijdens de maaltijden naar het radionieuws te kunnen luisteren.
Help!
Ik herinner mij niet meer waarom mijn vader mij dat scheldwoord
toeslingerde. Ik herinner mij wel dat ik het al op het moment zelf niet
begreep. Wel het woord, natuurlijk, maar niet waarom hij het mij toesnauwde. Er
werd geen reden, geen aanleiding vermeld. Het bleef bij dat ene woord. En bij
de resonantie ervan. Ik herinner mij ook dat ik mij op het moment zelf realiseerde
dat ik dat moment nooit zou vergeten. Meer nog, ik herinner mij dat ik mij op
het moment zelf voornam om dat moment nooit te zúllen vergeten. Hoe onbeduidend
ook de aanleiding moge geweest zijn, het incident zelf kreeg bij mij
onmiddellijk de stelligheid, de status, van een mijlpaal. Vanaf dat moment zou
alles ánders zijn. 'Dit moet ik onthouden,' moet ik hebben gedacht. En dat
lijkt mij nu te getuigen van een toch wel opmerkelijke tegenwoordigheid van
geest, van een vroege zin voor afstand tussen feit en interpretatie, tussen
emotie en de betekenis van die emotie, die verandert naarmate de tijd
verstrijkt. Ik plaatste het incident al meteen in het veel weidsere perspectief
van mijn hele leven en realiseerde me hoe het zou aanvoelen wanneer ik er later
aan zou terugdenken.
Ik heb er vaak aan teruggedacht.
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2