zaterdag 7 maart 2020

LVO 125



Wanneer de auto niet binnen stond, kon er in de garage worden gepingpongd. We hadden immers een opvouwbare pingpongtafel. Maar bij windstil zomerweer was het toch leuker tafeltennissen op het tuinterras achter de keuken.

Aan de muur in de garage hing, naast de schommelplank die, om de vergankelijkheid voor te blijven, altijd na gebruik diende te worden binnengehaald, een vogelpikschijf waarop ik in uren van ledigheid menig gevederd pijltje afvuurde. Schommel en dartsschijf waren trouwens attributen in een zelf uitgevonden tuinspel dat ik een paar keer met mijn zomervriend Luc Claeysier heb gespeeld. We hingen de schijf op aan de achterkant van het tuinhuisje, en dan werd er vanaf het hoogste punt dat met de schommelplank kon worden bereikt naar gemikt met de pijltjes die we afvurensklaar in het schommeltouw hadden geprikt. De laatste pijl gooiden we dan in de vlucht, nadat we onszelf van de schommel hadden gelanceerd en uiteraard voordat we op de grond tussen schommel en tuinhuisje landden.

Terug naar de garage. In de grote diepvriesbak bewaarde mijn moeder de keurig in porties verdeelde en in plastic zakjes verpakte kwart koe die zij op gezette tijden insloeg. Dat vergde altijd een hele organisatie van een voormiddag of zelfs een hele dag lang verdelen, afwegen, inpakken, labelen... Na gebruik spoelde moeder, met het oog op hergebruik, de diepvrieszakjes uit en hing ze binnenstebuiten gekeerd aan de kraan te drogen.

Op de plaats waar de diepvriesbak stond, werd vroeger steenkool opgeslagen. Na de vervanging van de steenkoolkachel door een mazoutkachel werd het mazoutreservoir (‘de tank’) naast het achtertuinterras geplaatst, op een dubbel muurtje dat in het verlengde lag van de rechterzijmuur van het huis. Op een doorzichtige verticale slang, die samen met de tank communicerende vaten vormde, kon je het peil in de tank aflezen.

In de garage onderging ik mijn lijfstraffen. Deze werden in ons gezin toegediend met behulp van een houten lepel. Mijn moeder executeerde het verdict. Ik denk niet dat ze echt doorsloeg, maar de strafuitvoering was toch in die mate pijnlijk dat ik me toch nog altijd zeker één sessie billenkoek van zowat een halve eeuw geleden levendig herinner. Ik weet eigenlijk niet of er meer dan één sessie is geweest. Maar ik realiseer me wel, nu ik Judas van Amos Oz lees, dat dat slaan een van de weinige aanrakingen was in ons gezin. In het gezin waarin Smoeël opgroeide, was de vader de executeur: ‘In hun gezin raakten ze elkaar heel weinig aan. Soms kreeg hij een striemende klap in zijn gezicht van zijn vader, en heel af en toe legde zijn moeder heel even haar koele vingers op zijn voorhoofd. Misschien wilde ze alleen weten of hij koorts had.’10  

In de garage stond – uiteraard – de auto geparkeerd. Toen ik in Jeroen Brouwers’ schrijverszelfmoordboek11 las dat Stig Dagerman zich van het leven had beroofd door in zijn garage een over de uitlaatpijp geschoven tuinslang tot in de auto te leiden waarin hij zelf had plaatsgenomen en waarvan hij de motor had laten draaien, verbeeldde ik die scène om de een of andere reden altijd in de garage van mijn ouderlijk huis.

10 Amoz Oz, Judas, 163

11 Jeroen Brouwers, De laatste deur







(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2