donderdag 12 maart 2020

LVO 130



De beste straf is de straf die niet gegeven wordt. Dat leerde mij mijn grootvader met het rodebessenincident in zijn tuin (LVO 24). Maar je kunt ook slecht bestraffen. Een slechte straf is bijvoorbeeld een straf waarbij de gestrafte zich later niet herinnert waarom hij werd bestraft. Zoiets overkwam mij toen ik een jaar of zestien was – het was in elk geval ná het voorval met de mosterd die ik, tegen de wil van mijn vader in, niet uit de kelder wilde halen (LVO 126).
De keuken was het toneel van een paar incidenten in ons gezinsleven. Niet toevallig de keuken, want daar was het dat wij elkaar, tijdens de woordeloze maaltijden, het vaakst troffen. Zo ook die keer dat mijn vader mij – ik moet een jaar of zestien zijn geweest – dat scheldwoord naar het hoofd slingerde, dat altijd is blijven nazinderen: 'Crapuul'! Of het zal wel in zijn taal zijn geweest:
Crapule!
Ik zie en – vooral – hóór het hem nog zeggen. Mijn moeder stond naast hem. Zij ging er niet tegenin. Niet omdat ze het met hem eens was maar wellicht omdat zij de lieve vrede wilde bewaren. Denk ik nu. Dat heeft zij altijd willen doen: de lieve vrede bewaren.
Ik zat aan de keukentafel, op mijn plaats. Mijn vader, die net was binnengekomen want hij had zijn mantel nog aan, stond achter zijn stoel, in de deuropening naar de woonkamer, onder de klok waarop wij, aan tafel gezeten, konden aflezen wanneer wij de stilte moesten laten beginnen die mijn vader eiste om tijdens de maaltijden naar het radionieuws te kunnen luisteren.
Help!
Ik herinner mij niet meer waarom mijn vader mij dat scheldwoord toeslingerde. Ik herinner mij wel dat ik het al op het moment zelf niet begreep. Wel het woord, natuurlijk, maar niet waarom hij het mij toesnauwde. Er werd geen reden, geen aanleiding vermeld. Het bleef bij dat ene woord. En bij de resonantie ervan. Ik herinner mij ook dat ik mij op het moment zelf realiseerde dat ik dat moment nooit zou vergeten. Meer nog, ik herinner mij dat ik mij op het moment zelf voornam om dat moment nooit te zúllen vergeten. Hoe onbeduidend ook de aanleiding moge geweest zijn, het incident zelf kreeg bij mij onmiddellijk de stelligheid, de status, van een mijlpaal. Vanaf dat moment zou alles ánders zijn. 'Dit moet ik onthouden,' moet ik hebben gedacht. En dat lijkt mij nu te getuigen van een toch wel opmerkelijke tegenwoordigheid van geest, van een vroege zin voor afstand tussen feit en interpretatie, tussen emotie en de betekenis van die emotie, die verandert naarmate de tijd verstrijkt. Ik plaatste het incident al meteen in het veel weidsere perspectief van mijn hele leven en realiseerde me hoe het zou aanvoelen wanneer ik er later aan zou terugdenken.
Ik heb er vaak aan teruggedacht.

(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2