maandag 2 maart 2020

LVO 119


Hier begint 'Het ouderlijk huis', het derde hoofdstuk van deel 2, 'Populierendreef 29'


De Populierendreef is in Assebroek een groene straat, een van de laatste van de bebouwde wereld. Er ligt, parallel, nog één straat achter, de Ryckeveldestraat, en dan begint het Ryckeveldebos.

Onze straat was nog niet verhard toen wij er kwamen wonen. Hij was pas aangelegd in een overgangsgebied tussen vochtige weilanden en zanderig heidegebied. De Assebroekse Meersen liepen in die tijd, toen er nog geen uitgebreid afwateringssysteem bestond, regelmatig onder water. Wanneer dat in de winter gebeurde, kwam men van heinde en verre om er te schaatsen. Het enkele meters hoger gelegen heidegebied bestond voor een deel uit landduinen, een geologisch restant van een van de Duinkerkse transgressies. Het laatste intact bewaarde stukje van die landduinen is nu een met prikkeldraad omheinde en door schapen begraasde natuurreservaatje, Schobbejakshoogte genaamd.

Er waren nog heel wat onbebouwde percelen in de Populierendreef. Het huis dat het onze zou worden stond er als een van de eerste. Een zwart-witfoto toont het huis, dat ik nu ongeveer veertig jaar geleden voor het laatst heb betreden maar dat ik mij nog tot in de kleinste hoekjes meen te kunnen herinneren, helemaal alleen in een grotendeels kaal decor. Op de achtergrond: de rand van een bos, struikgewas, hooimijten in het gelid. Later zou de hele straat worden volgebouwd. De huizen die er later dan het onze zijn bijgekomen, zijn allemaal groter. Sommige zijn ronduit chique villa’s, ze doen mijn ouderlijk huis bescheiden ogen.

Mijn ouderlijk huis staat weliswaar, zoals alle andere huizen, centraal op zijn eigen perceel, maar is toch te klein en te eenvoudig om een villa te worden genoemd. Het had, en heeft nog steeds, een ietwat vooruitstekende garage vooraan, een voordeur in de linkerzijgevel, een beneden en een eerste verdieping die deels wordt afgesneden door het zadeldak. Rechts was nog maar net een dubbele rij sparren aangeplant: de boompjes waren nauwelijks heuphoog, schouderhoog voor het kind dat ik toen was. Ik heb ze weten uitgroeien tot volwassen exemplaren van meer dan tien meter. Nu zijn ze allemaal omgehakt. Vooraan, waar de oprit op de straat uitgaf, was op een gammele paal een brievenbus bevestigd, met daarop, in onhandige cijfers geschilderd, het huisnummer: 29.

Populierendreef 29, Assebroek, later ‘Brugge 4’, postnummer 8320. Dat was mijn adres. Dat is het nog steeds, in zekere zin. Ja, het is nog altijd mijn ouderlijk huis – en dat zal het blijven. Zelfs nu het helemaal is verbouwd. Zelfs als het zou worden afgebroken want dan blijft het in mijn herinnering bestaan. En voor de dag dat mijn geheugen het begeeft, zijn er nu ook deze bladzijden.

In mijn dromen keer ik nog steeds – hoewel met steeds grotere tussenpozen – naar dat huis terug. Het is: mijn ouderlijke woonst. Daar ben ik opgegroeid, van mijn derde tot en met mijn zeventiende levensjaar. Daar leerde ik lezen, beleefde ik mijn kinderlijke avonturen, botste ik op mijn eerste verdriet, loosde ik mijn eerste zaad, leerde ik mijn versie van de eenzaamheid onder ogen te zien. Daar sleet ik mijn alsmaar minder onbezorgde maar toch al bij al gelukkige jeugd. Dat huis werd mijn uitvalsbasis.

Af en toe probeer ik mij alle kamers voor de geest te halen, de details van de inrichting, het grondplan dat ik mij als opgroeiend kind spelenderwijs eigen heb gemaakt. De tactiele eigenschappen van de vloer in de keuken, de tegels van het tuinterras aan de achterzijde, de vloerkleden in de woonkamer, de weerstand die de deuren van de ingemaakte kasten op mijn slaapkamer boden. Het licht van de straatlantaarn dat door de kieren van het neergelaten rolluik op de tegenoverliggende wand van mijn slaapkamer geprojecteerd werd. Ik weet nog waar de meubels stonden, zie de flessen wijn (met hun jaartallen 1968, 1969…) onder de keldertrap liggen, hoor de telefoon rinkelen of de deurbel overgaan: ding-dong.




lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2