190301
Wat een vreemd boek, Orlando. Ik ben net met
hoofdstuk 3 begonnen, Konstantinopel, en het is me nog altijd niet duidelijk
waar Woolf naartoe wil met haar androgyne protagonist. Tot nu toe lijkt dit
proza niet veel méér te willen zijn dan een exercice de style – en
misschien is het dat ook in eerste instantie. Maar wat is het in tweede, en
eventueel in derde instantie? Ik lees verder omdat ik geniet van en zwelg in de
taal, maar ik hoop toch ook niet op mijn (inhoudelijke) honger te zullen moeten
blijven zitten. * Nog nagedacht over de foto’s van Nachtwey. De esthetiek is
nodig om de aandacht te trekken, maar te veel esthetiek is moreel laakbaar, in
het licht van het onderwerp van deze foto’s: vaak het bruutste geweld, het
grofste onrechte, de ellendigste misère. Hoe ver kun je die spanning tussen
schoonheid en efficiëntie (van de communicatie door middel van deze foto’s)
opdrijven? Als het goed gebeurt, wordt meteen deze vraag zelf een thema. De
foto’s doen de mensen nadenken over wat Nachtwey toont. Hij levert bestaan aan
die mensen, wier ongeluk anders onopgemerkt zou blijven en dus niet zou
bestaan, toch niet voor ons. Maar ze doen ons ook nadenken over de
zeggingskracht van de foto’s zelf, de manier waarop ze werken, hoe ver de maker
te ver kan gaan. Een evenwichtsoefening. Ik denk aan één bepaalde foto, we zien
in de documentaire hoe Nachtwey hem maakt. De plaats is, als ik me goed
herinner, een dorp in Kosovo. Ruïnes, nasmeulend. Op de grond ligt in een grote
lijst gevat de reproductie van een schilderij van een blote vrouw. Wulps, iets
uit de renaissance, weelderig. Schoonheid. Het glas is gebarsten. Op de
achtergrond: wat een oorlog achterlaat. Nachtwey probeert beide op één foto
samen te brengen. Het contrast, weetjewel. Hij moet helemaal plat tegen de
grond. Hij focust op de scherven en de vrouw daaronder. Het decor van wat de
oorlog met dit dorp gedaan heeft, blijft flou op de achtergrond. * De
verkiezingen zijn in aantocht en politici die niet de plaats hebben gekregen
waarop ze hadden gehoopt, veranderen van partij zoals ze ‘s ochtends na het
opstaan een verse onderbroek aantrekken. Op de radio mogen ze het uitleggen.
Veli Yüksel (van CD&V naar Open Vld) wil enkel over het ‘positieve project’
van de toekomst praten. Maar uit een achtergrondartikel van VRT-journalist
Vansevenant leer ik dat aan Yüksels beslissing veel geruzie en gekonkel is
voorafgegaan en dat de storm in de Gentse gemeenteraad zeker nog niet gaan
liggen is. Grete Remen (van N-VA naar Open Vld) is slimmer. Zij wuift het
verwijt ‘opportunisme’ niet zomaar weg. ‘Ach ja,’ zegt ze, ‘ik zal dat niet
ontkennen. Maar noem het dan “positief opportunisme”.’ Ja, zo redt ze zich ook,
met datzelfde stopwoord: ‘positief’. Nu ja, mevrouw Remen is dan ook
onderneemster, we kunnen het haar niet kwalijk nemen. *