vrijdag 1 november 2019

pauwenveren 20

Bij grootmoeder Mennes stonden op de schoorsteenmantel twee barokke vazen met boeketten pauweveren. Bij ons in huis mocht niet het kleinste pauweveertje binnen gebracht worden, dat bracht ongeluk aan, beweerde mijn moeder.

‘Ach,’ zei m’n oma later toen ik haar er eens naar vroeg, ‘niet over piekeren. Ik vind dat onzin, en jij vindt het blijkbaar onzin, maar haal niet van die veren in huis eer je op jezelf woont. Je brengt alleen maar onzekerheid, een gevoel van onveiligheid bij je moeder teweeg, overtuigen kun je haar nooit. Ieder tegenslagje zal ze aan die pauweveren toeschrijven, om van ergere dingen maar te zwijgen. Het is jammer, die veren zijn prachtig, maar het is niet van zoveel belang. Beloof je het me?’


Bijgeloof is onberedeneerbaar en besmettelijk. Mijn moeder heeft iéts bereikt. Ik bewaarde ondanks de belofte aan mijn oma éen klein pauweveertje met een prachtig oog in een boek. Met een slecht geweten. En nog steeds zie ik pauweveren een beetje met gemengde gevoelens, ze zijn gewoon te mooi. Zoals een pauw te onwaarschijnlijk mooi is.

Hans Warren, Geheim dagboek 1956-1957, 145

1407