Hoe is het om zo rond je achttiende je gezichtsvermogen ernstig te zien afnemen? Te zien afnemen, nu ja. Aanvankelijk merk je het niet, je probeert het te verdringen. Je denkt ongetwijfeld dat het tijdelijk is, of inbeelding. Dat je vermogen om te zien wel op volle kracht zal terugkeren. Hoe evident vinden wij al die vermogens niet! Het vermogen te horen, te zien, te tasten, te ruiken, te proeven, te denken, te voelen, te dromen, te verzinnen, te hopen, te verwachten, te beminnen. Te genieten. Te léven! Maar die vermogens zijn allerminst evident. De ouderdom tast ze een voor een aan. Sloopt ze een voor een. En wij zullen zo weinig van die vermogens genoten hebben of ze ten goede hebben aangewend!
Achttien jaar is geen leeftijd om blind te worden. Het
is nooit een goede leeftijd om blind te worden.
Ergens in de hersenen houdt een kwab zich met het zien
bezig. Zoals er kwabben zijn voor het horen, het leggen van verbanden, het
uitwerken van amoureuze strategieën en het bedriegen of bedreigen van
concurrenten. Tussen ogen en kijkkwab worden de opgevangen prikkels, de
lichtpartikels die samen het geziene vormen, het bekekene, langs een zenuwbaan
overgebracht. Wat een wonderlijk, ongezien transport! En wat weten wij weinig
van dat alles: het capteren, het overbrengen, de plaats van verwerking van het
gecapteerde, het omzetten in begrijpelijke beelden, de duiding daarvan... Om
hierover, al schrijvend, na te denken, en om mij ervan bewust te zijn hoe
ontoereikend deze woorden zijn, maak ik gebruik van alweer andere banen en
kwabben – het is duizelingwekkend, bij dat alles stil te staan.
Er kunnen defecten optreden. Eén zandkorrel kan een
hele machinerie tot stilstand brengen. Een ontsteking van de oogzenuw was eind
jaren veertig van de twintigste eeuw incurabel, zoals dat dan heet. Er was geen
geneesmiddel tegen opgewassen. Het afbraakproces kon enkel op operatieve wijze
worden gestopt, zónder herstel van de reeds opgelopen schade. Maar zo'n
operatie was geen sinecure: een trepanatie
was onvermijdelijk en uiteraard niet zonder gevaar. Een trepanatie, lieve
kinderen, opazeggers jegens de persoon over wie jullie vader hier schrijft, is
een schedellichting. De schedelwand wordt rondomrond doorgezaagd en als een pet
of hoed van het hoofd weggenomen, niet om goeiedag te zeggen maar opdat de
chirurg met zijn schaartjes en scalpeltjes in de hersenen zou kunnen wroeten.
Dat zoiets een precisiewerkje is en een vaste hand vergt, hoef ik hier niet
nader toe te lichten.
Ik heb het litteken op beide slapen van mijn vader,
net zoals zijn orthopedische schoenen, pas heel laat opgemerkt en eigenlijk
nooit echt gelézen. Laat staan begrepen. Ik doe dat nu pas voor het eerst,
besef ik.
Ik probeer mij met mijn speciale inlevingskwab voor te
stellen hoe het voelt voor een hersenchirurg om met scalpel en pincet onder een
gelichte schedel een aangetaste oogzenuw te repareren. Ik stel vast dat zoiets
niet meevalt. Net zomin als het mij meevalt om mij voor te stellen hoe het is
om vlak voor zo’n operatie al je hoop in zo’n man – of vrouw, zijn er
vrouwelijke chirurgen? – te stellen.
Trepanatie volgens Jeroen Bosch. |
(wordt vervolgd)
Lees hier
LVO vanaf het begin